ernstig. Zoo nu en dan
slaat hij zijn oogen hemelwaarts. 'k Zal hem eens aanklampen. Wat voor
nieuws is er, Phaedrus?--PHAEDRUS: Waarom vraag je mij dat zoo,
Aulus?--AULUS: Omdat het er veel van heeft of je van een vroolijken
Phaedrus tot een strengen Cato bent geworden. Zoo strak staat je
gelaat.--PHAEDRUS: Nu, daar is reden voor: ik heb juist mijn zonden
gebiecht.--AULUS: O! dan verwonder ik mij niet meer. Maar vertel me
eens: heb je alles te goeder trouw gebiecht?--PHAEDRUS: Ten minste alles
wat me in den zin kwam. Een ding slechts uitgezonderd.--AULUS: En waarom
verzweeg je dat eene?--PHAEDRUS: Omdat ik 't toch eigenlijk zelf nog
niet zoo heel slecht kan vinden.--AULUS: Dan moet dat wel een prettige
zonde zijn geweest. PHAEDRUS: Of het een zonde is, weet ik niet: maar
als je een poosje tijd hebt, mag je het wel hooren.--AULUS: Ik wil heel
graag luisteren.--PHAEDRUS: Je weet hoeveel er onder paardenhandelaars,
koopers en verkoopers, bedrogen wordt.--AULUS: Ja, meer dan me lief is,
want ik ben er zelf dikwijls de dupe van geweest.--PHAEDRUS: Onlangs
moest ik een tamelijk lange reis doen, maar die ook vrij veel spoed
vereischte. Ik ga naar een van de paardenverhuurders, lang niet een van
de slechtsten van dat soort; zelfs was ik met dien man eenigermate
bevriend. Ik vertel hem dat ik een gewichtige opdracht heb, dat ik een
flink en stevig paard noodig heb. Als hij zich ooit jegens mij
verdienstelijk had gemaakt, dat hij 't dan _nu_ moest doen. Hij beloofde
dat hij met mij zou handelen zooals hij dat met zijn liefsten broer zou
doen.--AULUS: Misschien was hij ook wel van plan zijn broer te
bedriegen.--PHAEDRUS: Hij brengt me in zijn stal en zegt dat ik maar uit
al zijn paarden moet kiezen welk ik wil. Eindelijk was er een dat mij
meer dan alle andere beviel. Hij prijst mijn keuze, terwijl hij er een
eed op doet, dat juist dat paard dikwijls door velen gevraagd is: dat
hij 't liever had willen bewaren voor een particulieren vriend, dan 't
aan onbekenden af te staan. We werden het eens over den prijs. De
betaling geschiedt tegen contant geld. Ik stijg te paard. Bij 't naar
buiten rijden was 't paard opgewekt en buitengewoon geanimeerd. Men zou
haast zeggen dat 't een beetje wild was: 't zag er vet en rond en
welgedaan uit. Maar toen ik zoowat een anderhalf uur gereden had, begon
ik te bemerken dat 't reeds geheel en al moe was en dat ik er zelfs met
de sporen geen voortgang in kon krijgen. Nu had ik wel eens gehoord dat
d
|