te krijgsoperatie, den Arabier inscheept naar Rome.
--Naar Rome! Mij? Ilderim ... Sheik van tienduizend gewapende ruiters!
Mij naar Rome inschepen!
Hij sprong van zijne zitplaats op en riep in ziedenden toorn: Wanneer,
o wanneer zal aan deze onbeschaamdheid een einde komen? Ik ben een vrij
man. Vrij is mijn volk. Moeten wij als slaven sterven? Of erger nog,
moet ik als een hond aan mijn meesters voeten kruipen? Moet ik zijne
hand likken uit vrees voor slaag? Wat het mijne is zou het mijne niet
zijn? Ik zou een Romein moeten danken, dat ik mag adem halen? O, dat ik
nog jong was! O, kon ik twintig jaren van mijn leeftijd afdoen ... of
tien ... of vijf!
Knarsetandend en met de handen zwaaiend liep hij heen en weer, bleef
toen eensklaps voor Ben-Hur staan, en vatte hem met sterken greep bij
den schouder.
--Indien ik in uwe plaats was, zoon van Arrius, even jong als gij, even
sterk, even geoefend in den krijg, had ik een drijfveer, die mij tot
wraak aanzette, een beweegreden als de uwe, die wraak tot een heiligen
plicht maakt--weg met alle geheimzinnigheid tusschen u en mij! Zoon van
Hur, zoon van Hur, ik zeg....
Bij het hooren van zijn waren naam stolde Ben-Hur het bloed in de
aderen. Ontzet, verbaasd, zag hij den Arabier aan.
--Zoon van Hur, ik zeg u, indien ik was als gij, indien ik zulk een
groot onrecht had te wreken en zulke herinneringen met mij moest
omdragen, ik zou niet willen, niet kunnen rusten. Bij al mijn eigen
grieven zou ik die van de geheele wereld voegen, en mijzelven aan de
wraak wijden. Van land tot land zou ik trekken om de menschen wakker te
schudden. Geen vrijheidsoorlog, waar ik niet deel aan nam. Geen strijd
tegen Rome, waarbij ik niet in de voorste rijen stond. Ik zou mij
desnoods bij de Parthen aansluiten. Indien het mij aan soldaten ontbrak,
ik zou het toch niet opgeven--hahaha! Bij den luister van Salomo! ik zou
tot de wolven gaan! Van leeuwen en tijgers zou ik vrienden maken, in de
hoop dat ik ze tegen den gemeenschappelijken vijand zou kunnen
aanvoeren. Ik zou mij van ieder wapen bedienen. Ik zou geen kwartier
vragen en geen kwartier geven! Alles wat Romeinsch was zou ik met vuur
verdelgen. Al wie Romein van geboorte was zou ik met het zwaard dooden.
Des nachts zou ik de goden bidden, de goede en de kwade evenzeer, mij
hunne verschrikkingen bij te zetten: stormen, droogte, hitte, koude, en
al de namelooze vergiften, die zij in de lucht loslaten, al de duizend
oorzaken, waardoor de
|