slechter; de hoefijzers der lastdieren, die sedert
eeuwen langs dezen weg zijn getogen, hebben in de rots een soort
van trappen of ladders uitgehold, waarop onze paarden telkens gevaar
loopen de pooten te breken. Van tijd tot tijd wordt de weg afgebroken
door een smalle, glibberige spleet, de bedding van een uitgedroogden
bergstroom. Somwijlen stonden de paarden, ontmoedigd en uitgeput van
vermoeienis, stil; de agoyaten vuren ze met stem en gebaren aan, en
drijven hen telkens voort. Eindelijk, na veel tobbens, bereiken wij
een hoogen bergpas, van waar onze verbaasde blikken, aan gene zijde
van het eiland, den onmetelijken Archipel overzien, tot aan de verre
eilanden Skyros, Skopelos en Skiathos; maar een hevige wind belet ons,
langen tijd dit inderdaad wonderschoone panorama te genieten. Langs
een steil pad, midden door dichte dennenbosschen loopende, dalen
wij in noordelijke richting naar beneden, en komen eindelijk in
een zwaar begroeid ravijn, waardoor een beek stroomt, en waarboven
zich hooge, loodrechte grijsachtig gele rotswanden verheffen. Een
geweldige rots, waar de weg omheen loopt, sluit de kloof, die den
algemeenen naam van Klisoura voert, bijna geheel af. Boven deze kloof,
een der schoonste van Griekenland, toch zoo rijk aan soortgelijke
berglandschappen, op bijna ongenaakbare rotsen onderscheidt men de
bouwvallen van eene oude vesting met vierkante torens. Aan drie zijden
hangen de muren als het ware boven den gapenden afgrond. Deze burcht
beheerschte het gansche dal en sloot den doorgang volkomen af. In dit
onbereikbare en onneembare arendsnest leefde in de frankische tijden
een edelman met zijn ridders en knapen. Toen Eubea in het bezit was
der Kruisvaarders, was het geheele eiland in een groot aantal leenen
en heerlijkheden verdeeld, en ieder baron bouwde de noodige burchten
en vestingwerken om de bergpassen te bewaken, die toegang gaven
naar zijne heerlijkheid. Het eiland is dan ook met ruinen overdekt;
schier geen dorp, geen hoogte van eenige beteekenis, of ge ziet
er brokstukken van muren, waarop nog dikwijls de half uitgesleten
wapenschilden van sinds lang uitgestorven adellijke familien zijn te
onderkennen. Later, toen de kunstmatig naar het Oosten overgeplante
feodale maatschappij van dien haar vreemden bodem weder was verdwenen,
en vervangen door de heerschappij der machtige republiek van Venetie,
werden deze ridderburchten herschapen in vestingen en militaire
posten, die deels de omwonende bevolki
|