t vergunning verleend om binnen
zekere bepaalde grenzen hout te vellen, naar verkiezing van den
pachter. Doorgaans velt hij het geheele perceel en veel meer dan
dat, zoodat de berg geheel van boomgewas wordt ontbloot. Men laat
hem begaan. Maar heeft men met een vreemden eigenaar te doen, die
niet geneigd is den ambtenaren de handen te stoppen, dan wordt de
uiterste nauwgezetheid en gestrengheid getoond. De eigenaar mag dan
geen enkelen zijner boomen vellen zonder uitdrukkelijke vergunning;
en die vergunning wordt, na veel talmens, niet verleend dan tegen
zekere vergoeding, waarvan het bedrag eigenmachtig door den opzichter
wordt bepaald. De heer Noel had eindelijk van de exploitatie zijner
bosschen, zelfs voor eigen gebruik, afgezien. Het klinkt ongeloofelijk,
en toch is het waar: hij kon met minder kosten timmerhout uit Syra
laten komen, dan het in zijn eigen bosschen vellen!
En toch, wat natuurlijke rijkdom gaat door deze verwaarloozing, en door
het gemis van behoorlijke wegen, verloren! Deze bosschen zijn rijk aan
prachtige platanen, aan reusachtige wilgen, aan rijzige, krachtige
dennen en vele andere houtsoorten van veelzijdig gebruik. Voor den
scheepsbouw vooral zouden deze bosschen van de grootste waarde zijn,
indien men het hout slechts naar het strand kon vervoeren.
Hoe ruw daar nu ook mede wordt omgesprongen, toch zou het land binnen
betrekkelijk korten tijd weder met bosch bedekt zijn, wanneer maar
eenige zorg werd gedragen voor het jonge hout en de uitspruitsels. Maar
neen: het jonge gewas blijft weerloos overgelaten aan alle kansen
van ondergang en verwoesting. De geiten komen met groote scharen
opzetten, en vernielen alles wat binnen haar bereik komt. Het zijn
bovenal de zwervende herders met hunne kudden, die, meer wellicht dan
iets anders, de schuld dragen van de schromelijke verwoesting en den
eindelijken ondergang van zoo menige, door de natuur toch zoo kwistig
rijk gezegende provincie, in Griekenland zoowel als in Turkije.
Ontsnappen de jonge boomen bij toeval aan de vernielende tanden dezer
schadelijke dieren, dan bezwijken zij toch doorgaans onder de ruwe
handen der inzamelaars van boomhars, die in de stammen der dennen
groote gaten hakken, en met geweld de schors afrukken, om het sap te
laten uitvloeien. De aldus verkregen hoeveelheid hars is luttel en de
winst zeer gering; bovendien, dank zij deze barbaarsche behandeling,
verdroogt en sterft de boom binnen korten tijd.--Ook de kolenbranders
d
|