eere te vallen. Intusschen had reeds Vorst Danilo deze strooptochten
afgekeurd, en ze met roof en diefstal gelijk gesteld; toch is er veel
inspanning en zelfs de tusschenkomst der europeesche mogendheden noodig
geweest, om aan dit schromelijk misbruik een einde te maken. Jammer
slechts, dat men, uit kleingeestigen naijver, aan Montenegro onthoudt,
wat het volstrekt noodig heeft om te kunnen leven en zich ontwikkelen:
bouwgrond in de vlakte en een haven aan de kust.
Nog eene andere eigenaardigheid zou men gaarne voor goed uit de
zeden der Montenegrijnen zien verdwijnen: de afschuwelijke gewoonte
om de lijken hunner gevallen vijanden te verminken, en hun hoofd,
neus of ooren af te snijden. De laatste souvereinen van Montenegro,
verlichte en beschaafde mannen, die gereisd hadden en de voornaamste
hoofdsteden en hoven van Europa bezocht, verheelden den afkeer niet,
dien deze barbaarsche gewoonte hun inboezemde; weldra gingen zij
verder: zij verboden de tentoonstelling dezer bloedige zegeteekenen,
en bedreigden eindelijk ieder, die betrapt werd op het verminken van
lijken of gevangenen, met de strengste straffen. Wilkinson, die in
1840 het vorstendom bezocht, zag op den toren van het klooster te
Cettinje twintig hoofden op kleine palen uitgestald. Na dien tijd
spreken de verschillende reizigers, die het land bezocht hebben, nog
steeds van de reputatie, die een of ander krijgsman zich kon verdienen
door het afslaan van een zeker aantal hoofden; ook is het zeker, dat
in de voortdurende oorlogen gedurende de laatste regeeringsjaren van
Danilo en de eerste van Vorst Nikolaas, deze bloedige gewoonte nog
steeds in zwang was;--maar sedert eenige jaren durft men toch niet
meer op dergelijke heldenfeiten in het openbaar roem dragen.
Tijdens den jongsten opstand, en gedurende den oorlog van 1875-'76,
zijn dergelijke gevallen op nieuw voorgekomen, want tusschen Turken
en Montenegrijnen heerscht een doodelijke, onverzoenlijke haat, die
alle barmhartigheid buitensluit; maar daar, waar de strijd het karakter
aannam van een regelmatigen oorlog, onder de leiding van legerhoofden,
die iets anders waren dan de aanvoerders van vrijbuitersbenden,
heeft men daarentegen zoo veel mogelijk gevangenen gemaakt, die op
dezelfde wijze behandeld werden als de krijgsgevangenen in Europa. In
Herzegowina is van dezen regel zeer dikwijls afgeweken; en ik zelf
heb, in Bosnie, aan een der turksche voorposten langs de servische
grens, twee afgehouwen hoof
|