ef en met de groep of het korps waartoe hij behoorde;
een en ander in het belang eener spoedige en geregelde mobilisatie. De
toen gebruikelijke uitrusting bleef, tot de troonsbestijging van
den tegenwoordigen Vorst, onveranderd; zij bestond nog altijd uit
den yatagan of handjar en het lange albaneesche geweer, met eenige
pistolen; de regeering zorgde voor het noodige kruit, maar wat wij
eene intendance noemen, bestond niet. Ieder man was verplicht in zijn
eigen onderhoud te voorzien; bij wijze van vergoeding, had hij ook
aanspraak op een deel van den buit.
Aan deze organisatie, door Danilo ontworpen en door zijn broeder,
den dapperen Mirko, ingevoerd en in praktijk gebracht, hadden de
Montenegrijnen voor een goed deel de schitterende overwinning te
danken, den 13den Mei 1858 in de vlakte van Grahovo op het leger van
Hussein-Dahim-Pasja behaald, waarbij de Turken drieduizend soldaten,
acht kanonnen, drieduizend geweren, met al hun ammunitie en proviand,
verloren. De ondervinding, in den veldtocht van 1862 opgedaan, toen
Omar-Pasja aan het hoofd der muzelmannen stond, toonde de meerdere
voortreffelijkheid der moderne wapenen, waarvan de Turken toen waren
voorzien; maar voor een zoo arm land als Montenegro, is eene nieuwe
bewapening van zijn leger geene kleinigheid. Gebruik makende van de
sympathie, die de Montenegrijnen, door hun heldhaftigen tegenstand
tegen de verpletterende overmacht der Turken, zich allerwege in
Europa verworven hadden, wist de Vorst van de fransche regeering
vergunning te bekomen tot het houden eener groote verloting te
Parijs, met het uitgesproken doel om voor dat geld twaalfduizend
miniegeweren te koopen, die vervolgens in het vorstendom werden
uitgedeeld aan hen, die het meest geschikt werden geacht om met
dat wapen om te gaan. Sedert zijn nog enkele andere veranderingen en
verbeteringen ingevoerd, maar die miniegeweren vormen nog tegenwoordig
het voornaamste bestanddeel der bewapening; men vindt ze overal, want
ieder bewaart die wapens met de grootste zorgvuldigheid. Tot op dien
tijd was ieder Montenegrijn zijn eigen geweermaker en zwaardveger:
hij herstelde zelf zijne wapenen en goot zelf zijn kogels. De heer
Xavier Marmier vertelt dat hij eens, te Njegosch, in eene hut, die
tevens tot herberg diende, een groep lieden neergehurkt vond bij een
vuurpot, bezig met het gieten van kogels en rustig hun pijp rookende,
terwijl nevens hen een jong meisje de patronen met kruit vulde,
zonder, zoo het
|