en voorzien. Omstreeks 1869 kocht Vorst Nikolaas,
na zijn terugkeer uit Rusland, tweeduizend naaldgeweren, wier reputatie
toen door den pruissisch-oostenrijkschen oorlog gevestigd was, en liet
in zijn arsenalen de noodige toestellen maken voor de vervaardiging
der bij die geweren behoorende patronen.
In 1870 werd de servische kapitein Johan Wlahovitz naar Montenegro
gezonden, om de tegenwoordige organisatie van het leger tot stand te
brengen, dezelfde, die in den jongsten en nog voortdurenden oorlog op
de proef is gesteld. Het leger is thans verdeeld in twee divisien van
tienduizend man, ieder voorzien van eene voor het bergachtige terrein
geschikte veldbatterij. Elke divisie bestaat uit twee brigaden,
en elke brigade uit vijf bataillons van duizend man elk. Vier van
deze bataillons zijn met minie-geweren gewapend; het vijfde heeft
naaldgeweren naar het systeem Sederl. Natuurlijk zijn deze wapenen
in handen gesteld van de bekwaamste schutters.
De kaders zijn aldus samengesteld: aan het hoofd van het bataillon
staat een kommandant, wien een kapitein als adjudant-majoor is
toegevoegd; het bataillon is verdeeld in acht kompagnien van negentig
man, elk met een eigen kompagnies-kommandant, een vaandrig (bariaktar),
twee onderofficieren, tien korporaals en een trompetter. Voor de
artillerie heeft men het stelsel van den generaal Dufour aangenomen:
vier stukken per batterij, bediend door acht-en-veertig manschappen,
onder het bevel van drie officieren.
Het montenegrijnsche bataillon komt dus, op kleiner schaal, eenigermate
overeen met ons regiment. Maar de kompagnies-kommandanten, die in rang
ongeveer gelijk staan met onze kapiteins, hebben eene veel grootere
mate van vrijheid van handelen en ook meer verantwoordelijkheid:
dit is een noodzakelijk gevolg van de grondsgesteldheid; want op dit
zoo ongelijke en sterk afwisselende terrein is het bijna onmogelijk,
met een sterker legermacht dan eene enkele kompagnie, met voordeel
op een bepaald punt te opereeren.
De generale staf van het leger, onder het rechtstreeksch opperbevel
van den Vorst geplaatst, bestaat uit een woiwode, den senator Elia
Plamenatz, die de functien van chef van den generalen staf waarneemt,
en wien een zeker aantal officieren zijn toegevoegd; voorts uit twee
divisie-generaals, die omstreeks tienduizend man onder hunne bevelen
hebben en den titel van woiwode voeren, en uit vier andere woiwoden,
brigade-generaals.
Tot officieren heeft men natuurlijk
|