ood mede,
als symbool van den rijkdom, dien de jonge vrouw in hare nieuwe woning
aan moet brengen. Bij alle Serviers, en dus ook in geheel Montenegro,
is het de gewoonte dat de jonge vrouw, bij hare intrede in de nieuwe
woning een knaapje bij de hand voert, hetwelk zij vervolgens boven
haar hoofd in de hoogte heft en driemaal laat omdraaien: met dien
knaap worden voorspoed en kracht het deel van het aanstaande gezin.
VIII.
De inrichting der familie is bij de Montenegrijnen, in hoofdzaak,
dezelfde als bij alle Zuid-Slaven: ook zij leven in groote
gezinnen, in groepen van verwanten van zeer onderscheiden graad,
die een gemeenschappelijken stamvader hebben; een dorp bestaat uit
een zeker aantal dezer groepen. In Slavonie en Kroatie dragen deze
familiegroepen den naam van zadruga, hetgeen in het servisch maatschap
of vereeniging beteekent; overigens verschilt de naam eenigszins in
de onderscheidene streken van het Balkan-schiereiland. Wij bepalen
ons hier tot Montenegro, waar het geslacht of de maatschap zelve den
naam draagt van dom (huis), het hoofd van het gezin dien van domacin,
en zijne vrouw dien van domacica.
Als een jong meisje, door haar huwelijk, in een ander geslacht, dat van
haar man, overgaat, dan heet het geslacht, waaruit zij zelve afkomstig
is, niet langer haar dom (huis), maar haar rod (verwantschap). Die
gezinnen of familien bestaan uit een zeker aantal personen, dat niet
overal hetzelfde is. De heer Bogisic, die van deze zaak bepaaldelijk
zijne studie heeft gemaakt, meent dat in Montenegro eene familie
gemiddeld tusschen de twintig en vijf-en-twintig personen telt.
Het hoofd van zoodanig gezin oefent volstrekt geene onbeperkte
macht uit; hij wordt door de leden der familie gekozen, zoodat
de noodzakelijke onderwerping van ieder lid aan zijn gezag altijd
het karakter van vrijwillige gehoorzaamheid behoudt en dit gezag
zelf zijne grenzen heeft. In Montenegro, dat nimmer aan de turksche
tirannie onderworpen werd, zijn de oude inrichtingen nog bijna geheel
ongeschonden in stand gebleven, zoodat men hier de uitnemendste
gelegenheid vindt om de antieke organisatie der servische familie
te bestudeeren.
Het doel der gemeenschap is in de eerste plaats de exploitatie van
aller gemeenschappelijk bezit, ten meesten bate van allen te zamen
en van ieder in het bijzonder. De akkers, de weilanden, de tuinen,
de landbouwwerktuigen en gereedschappen vormen het gemeenschappelijk
en onvervreemdbaar eigendom der
|