ts komen om te bidden op het graf van
den Vladika Basilius, beurtelings monnik en krijgsman, die in strenge
afzondering in zijne kluis leefde, welke hij van tijd tot tijd verliet,
om de montenegrijnsche scharen ten strijde te voeren tegen de Turken.
De Piperi of bewoners van de Piperska-Nahia zijn langs de oevers der
Moratcha gevestigd; zij zijn herders, en hebben door de onbillijke
grensregeling van 1858 een deel hunner voormalige weilanden verloren;
hun land is zeer bergachtig, en de bevolking leeft in de uiterste
armoede.
Aan alle zijden is Montenegro als door een ijzeren muur ingesloten:
de naaste, direkte uitweg naar de Adriatische-zee, Cattaro, is in
handen van Oostenrijk, dat niet altijd gunstig gezind is jegens
het vorstendom, en dat naar goedvinden dien eenigen weg, waardoor
Montenegro met het overige Europa gemeenschap kan oefenen, opent of
sluit. Bovendien heeft de natuur tusschen de golf van Cattaro en het
vorstendom dien bijna ontoegankelijken wal van rotsen opgeworpen,
dien wij, van Cattaro komende, hebben moeten beklimmen. Men moet deze
omstandigheid wel in het oog houden, als men den toestand, waarin
Montenegro verkeert, juist wil beoordeelen. Voor zijn handel, voor
den uitvoer zijner voortbrengselen, heeft het geen anderen uitweg
dan Cattaro, dat bijna niet te genaken is, ondanks den kunstweg,
dien men met inspanning van alle krachten tracht te banen; en
willen de Montenegrijnen over het turksche gebied bij Skutari de
Adriatische-zee bereiken, dan zijn zij overgeleverd aan de genade
van hun trouweloozen erfvijand. Zulk een toestand zou nog eenigszins
dragelijk kunnen zijn voor een van nature vruchtbaar land; men zou
dan ijverig den grond bebouwen, daardoor in zijne eigene behoeften
voorzien, en het overschietende, zoo goed en zoo kwaad als het ging,
naar Cattaro voeren, om ruilhandel te drijven;--maar iedereen weet
dat Montenegro volstrekt geen vruchtbaar land is. Wel beweeren
sommigen, dat, ondanks de armoede van den grond, het vorstendom,
over het geheel genomen, in de behoeften zijner inwoners kan voorzien;
maar dit beweeren wordt door anderen tegengesproken, en zeker is het,
dat zoo de mais en de aardappelen mislukken, het volk onfeilbaar aan
gebrek ten prooi is. Vandaar de telkens herhaalde aandrang om het
bezit eener haven aan de Adriatische-zee, voor Montenegro in vollen
nadruk eene levensvraag. Reeds vroeger was er sprake van den afstand
van de kleine turksche haven van Spitza, boven Antivar
|