n
de feestdag is van Sint-Constantijn, een der meest vereerde heiligen
van de orthodoxe Kerk, welke dag ook met openbare vermakelijkheden
gevierd wordt. Dit gedeelte des eilands is beroemd om zijne dansen;
de dans, die nu door de dorpelingen word uitgevoerd, heet de sirtos,
en is, naar ik meen, niet anders dan eene choregrapische voorstelling
van de rythmische bewegingen der visschers, als zij het net op den
oever trekken.
Aan de spits ging, naar oud gebruik, de dansleider, dan volgden de
mannen, dan de vrouwen, dan de jonge meisjes en de kinderen. Men hield
elkander niet bij de hand, maar de keten werd gevormd door doeken,
die de dansers in de hand hielden: en zoo bewoog de menigte zich, in
gelijkmatige beweging, over het plein, op de maat van een zonderling
orchest, uit twee Zigeuners bestaande, waarvan de een op de fluit
speelde, terwijl de andere op een soort van tamboerijn sloeg. Hun
mager, olijfkleurig gelaat, hunne uitstekende wangbeenderen, hun lange,
gitzwarte hairen, hunne groote, donkere, diepliggende oogen, soms
zoo zonderling stralend--alles getuigde van hun indischen oorsprong.
Dicht bij de kerk stond de papas (pastoor), een grijsaard met langen,
witten baard; op zijn stok geleund, zag hij den dans aan, in gezelschap
van eenige bejaarde landlieden. Moeilijk zou men zich een vroolijker en
levendiger tooneel kunnen denken, dan die lange rij van witte tunika's,
rood zijden gordels en voorschoten, van fustanellen en borduursels
en galons, heen en weder golvende op het geluid der schelle fluit, en
het dof gegons van den tamboerijn; den achtergrond dezer prachtvolle
schilderij vormden de donkere bosschen, de dicht begroeide heuvelen
en de naakte, kantige, hier en daar met pijnboomen beplante hellingen
van den berg Kandili. Overal, op het ruime plein, vormden zich nieuwe
groepen tot den dans; de vreugde werd algemeen, en waren wij niet
gedwongen geweest met onzen tijd te woekeren, voorzeker zouden wij ons
langer hier hebben opgehouden om getuigen te zijn van dit volksfeest,
dat een zoo echt nationaal karakter vertoonde. Maar wij moesten voort,
en terwijl de dans nog in vollen gang was, draafden wij de steile
hellingen op, die zich ten noorden van Hagia-Anna verheffen.
Het landschap was hetzelfde als in den omtrek van Achmed-Aga;
wij trokken door een uitgestrekt en prachtig woud, waarin eiken en
dennen trotsch oprezen boven dicht struikgewas en eene menigte andere
boomen. Overal zagen wij granaatboomen, met
|