e bevloeiingskanalen graven, natte gronden droogleggen,
de grieksche boer zal zeer goed het nut dezer werken inzien en er
dankbaar gebruik van maken; maar aan zichzelven overgelaten, zal
hij hoegenaamd niets doen om die verbeteringen, waarvan hij toch de
waarde beseft, nu ook elders in te voeren; even als vroeger, zal hij
voortgaan met zijn zaad achteloos uit te werpen in de ter nauwernood
omgeploegde voren, en het voorts aan het toeval overlaten wat er van
terecht komt; of wel, hij zal rustig toezien dat het water in de lage
gronden doordringt, die het vruchtbaarst zijn en de rijkste oogsten
konden opleveren. Tot zijne verontschuldiging moet worden gezegd, dat
het belastingstelsel--en nog meer de wijze, waarop de roofzuchtige en
oneerlijke beambten bij de invordering der drukkende belastingen te
werk gaan;--niet geschikt is om den ijver en lust tot arbeid bij den
landbouwer op te wekken en aan te moedigen. De grondbelasting wordt
door de regeering verpacht, en in natura ingevorderd door beambten,
die in de provincien huishouden als in een veroverd land, en schier
geen middelen ontzien om van de belastingschuldigen zooveel af te
persen, als maar eenigszins mogelijk is. De oogst moet op het land
blijven staan, totdat de ontvanger of zijn gemagtigde tegenwoordig
is om de tiende in te vorderen. Dat deel wordt zeer ruim genomen en
vast in de zakken gestampt, zoodat hetgeen werkelijk geind wordt de
volgens de wet verplichte, toch reeds buitensporige hoeveelheid nog
aanmerkelijk overtreft. De ongelukkige boer is nu verplicht, zelf
zijn aandeel, per ezel, langs de slechtst denkbare wegen, dikwijls
mijlen ver, naar de gouvernementspakhuizen te vervoeren.
De bij die magazijnen aangestelde wachters of oppassers genieten
maar een zeer matig inkomen, omstreeks zestig drachmen per maand:
natuurlijk trachten zij dus zooveel mogelijk profijt te trekken
bij den verkoop van het graan, waarmede zij belast zijn. Het koren
wordt of met graan van minder kwaliteit, of wel met zand vermengd;
het wordt losjes en luchtigjes in de zakken gestort, en onder de
bekwame handen van den pakhuismeester leveren de tien zakken van den
boer er zonder moeite twaalf op. Dit noodlottige belastingstelsel
ruineert den grondbezitter, zonder de schatkist te verrijken, die
niet de helft ontvangt der werkelijk geinde waarde. De boeren,
van hun kant, hebben er ook geen belang bij, verbeteringen aan
te brengen en de opbrengst van hun land te vermeerderen, waarvan
|