wist te verkrijgen; maar toen de bestemde dag kwam,
verbood de burgemeester van het dorp, in het geheim, den pachters,
hunne schoven bij den heer Noel te brengen om ze te laten dorschen,
en liet des nachts een der wielen van het werktuig stelen. De met
groote kosten aangevoerde machine moest dus ongebruikt blijven staan;
en men moest zich ook verder, voor het dorschen van het graan, tevreden
stellen met de aloude alona, den grooten geplaveiden dorschvloer,
dien men bij alle grieksche dorpen aantreft. De schoven worden op
dien dorschvloer uitgespreid; vervolgens spant men paarden voor zes
of acht smalle, ongeveer vier voet lange planken, die aan het eene
einde een weinig omgebogen zijn; boerenjongens plaatsen zich nu op die
soort van sleden, en drijven, met groot geschreeuw en veel beweging,
in onderlingen wedijver, hunne paarden voort, die in vollen galop
steeds nauwer kringen beschrijven, en de halmen, en dikwijls het
graan daarbij, verbrijzelen. Het tooneel is zeker zeer schilderachtig,
en herinnert u onwillekeurig aan de oude kampstrijden; maar bij dit
barbaarsche stelsel gaat stellig een vijfde gedeelte van het graan
verloren, en wordt het stroo geheel bedorven. Echter is het tot dusver
niet mogelijk geweest, een ander en redelijker stelsel in te voeren.
Het land is door de natuur rijk gezegend, en deze streek zou inderdaad
een der welvarendste gewesten van het koningrijk kunnen worden. Nevens
korenakkers, zien wij meekrap- en katoenplantages; in de schaduw van
fraaie olijven, tiert welig de wijngaard; maar de ranken worden niet
gesnoeid, de plantages worden niet gezuiverd, en uitgestrekte braak
liggende gronden zijn de sprekende bewijzen van de zorgeloosheid en
traagheid der bevolking. De grieksche boeren zijn zeer matig, maar
ook zeer zorgeloos: hoewel zij over weinig middelen te beschikken
hebben, nemen zij toch geld op tegen buitensporig hooge rente, en
worden zoo de weerlooze prooi van de woekeraars, die een geesel
voor het platte land zijn. Een aantal kleine boerderijen worden
door de geruineerde eigenaars zelven, ten bate van de gewetenlooze
geldschieters bebouwd. Het is inderdaad niet te verwonderen, dat de
arme drommels niet veel hart voor hun werk hebben.
Wij keeren naar de woning terug om te ontbijten. Terwijl wij aan
tafel zaten, verhaalde mevrouw Noel ons, hoe haar man eens door
eene gewapende bende van zestien roovers was overvallen geworden,
die hem ernstig verwondden en eene aanzienlijke geldsom
|