treken
kunnen zijn, indien slechts de mannen, die in Griekenland de macht
in handen hebben, de wezenlijke belangen des lands wilden begrijpen
en behartigen, en door verstandige maatregelen de grondbezitters
en landbouwers beschermen tegen de afpersingen en knevelarijen van
allerlei aard, die nu alle ondernemingszucht uitdooven en iedere
ontwikkeling tegenhouden.
Zonder den stoffigen weg te verlaten, naderen wij al meer en meer
den Parnassus; de grond wordt al meer en meer kalkachtig, gemakkelijk
bebouwbaar, met een veenachtige onderlaag: het terrein is dus uitnemend
geschikt voor graanbouw, terwijl de lagere gronden in het midden
der vallei konden worden gebruikt voor de kultuur van industrieele
gewassen. Hier en daar vertoonen zich enkele schrale strooken, met
koren beplant. Wij ontmoeten enkele boeren, die kleine, magere ezels
voor zich uit drijven, beladen met een zak met graan: dit is de tiende,
die zij naar de gouvernementsmagazijnen brengen;--eene belasting,
even slecht verdeeld als willekeurig ingevorderd, en die mede het
hare bijdraagt tot den ongelukkigen toestand, waarin de landbouw in
Griekenland verkeert. Eerst tegen den middag, na eenige door Albaneezen
bewoonde dorpen te zijn doorgetrokken, komen wij te Tanagra. Over eene
vrij aanzienlijke uitgestrektheid kan men duidelijk de grondslagen der
muren van de oude stad onderkennen, maar vele fragmenten verdwijnen
onder de bebouwde gronden en wijngaarden. Binnen dien ruimen omtrek
ontdekt men voortdurend groote hoeveelheden aardewerk, en dikwijls
ook graftomben, waarin die wonderfraaie beeldjes van gekleurde
gebakken aarde geschaard liggen, die de bewondering van alle kenners
opwekken. Die beeldjes stellen doorgaans gedrapeerde vrouwen voor,
die smaakvol zijn gekapt en een waaier in de hand houden; zij hebben
zulk een typisch karakter en realiteit, dat men geneigd zou zijn,
ze voor portretten te houden. Als zij uit de tombe, waarin zij
sedert meer dan tweeduizend jaar hebben gerust, te voorschijn worden
gebracht, schitteren zij nog in al den glans en de frischheid van hun
koloriet, maar in de lucht verbleeken zij spoedig. Te Athene worden
die beeldjes met goud betaald; en meer dan een dezer figuurtjes,
nauwelijks vijftien tot twintig duim hoog, bracht denzelfden prijs op
als de schoonste marmeren beelden. Ook als men de overdrijving der mode
buiten rekening laat, moet men erkennen dat wij hier eene openbaring
van de grieksche kunst voor ons hebben, die ons vro
|