n wij ons begaven. Wij holden dien verder uit, en verwijderden
de doode ratten, die er zich in groote menigte in bevonden. Er zijn,
zooals men weet, ontelbaar veel ratten in Australie; zij maken hunne
nesten in de rotsspleten en zijn over het algemeen kleiner dan de
ratten die men in Engeland aantreft. Toen ons werk was voltooid en
nog voor wij water hadden geput, viel een der zijwanden in, zoodat
wij van voren af aan moesten beginnen.
Ons vaste kamp hebben wij voor goed vaarwel gezegd: het is ons een
toevluchtsoord geweest in onzen tegenspoed, maar toch waren wij er
niet minder blijde om, het te kunnen verlaten. Sedert verscheidene
dagen was het regenachtig weder; wij trokken voort naar het westen;
de spinifex groeide in zoo groote hoeveelheid en de grond was zoo
glibberig, dat de kameelen niet dan met moeite voortgaan konden.
5 Aug.--Wij zijn in een streek, rijk voorzien met moerassen van zout
water, die half uitgedroogd waren. Deze poelen bestaan thans uit natten
en slijkerigen grond, bedekt met een zoutkorst. Men vindt ze niet
alleen in lage streken, maar ook dikwijls in hooger gelegen plaatsen.
Op den 9den woei er een stevige wind, en van den verzengden bodem
stegen dikke zand- en asch-wolken op. Het was een ware woestijn,
die wij doortrokken. Wij verscholen ons zoo goed mogelijk achter onze
kameelen, en sloegen ons kampement op bij een moeras, waar wij water
aantroffen, maar zoo zilt dat het ondrinkbaar was.
Den 11den deden wij verkenningen in verschillende richtingen, die
allen vruchteloos waren; ik kwam tot het besluit om terug te keeren,
ten einde het spoor te vinden van eenige inlanders, die wij den vorigen
dag hadden gezien. Dit was mij het eenige uitzicht op redding. Als
dit ons ook ontzinkt, zullen wij ons genoodzaakt zien naar onze
laatste halt terug te gaan; en om daar te komen, moeten wij nogmaals
die afschuwelijke zandheuvels over, die wij onlangs over getrokken
zijn; dit zal ons onze laatste kameelen doen verliezen en ons in een
rampzaligen toestand brengen; maar een andere keus rest ons niet.
Op den 12den hebben wij het kamp der inlanders gevonden, en
vlak daarbij een put. Wij zijn gered, zonder dat wij wederom de
afschuwelijke woestijn door moeten.
Den 14den begeven wij ons verder, naar een andere zijde op weg,
waar wij putten vinden en minder woeste oorden; maar weldra begint
de zandwoestijn op nieuw.
Den 16den hadden wij nauwelijks acht kilometers afgelegd, toen zich
een dikke rook a
|