dit dilemma:
als wij snel voorttrekken, hebben wij alle kans onze kameelen te
verliezen en van dorst te sterven; en als wij langzaam voorttrekken,
is onze eenige verwachting, met Gods hulp ons leven nog wat te rekken
door het eten van in de zon gedroogd kameelenvleesch. Indien God ons
nog eens vergunt water te vinden, en wij niet genoodzaakt zijn weer
terug te trekken, wil ik een laatste poging wagen, ten einde de Oakover
te bereiken, een zijtak van de Grey-rivier. Zoo niet allen, zullen
toch eenigen onzer er komen. De streek, waarin wij ons nu bevinden,
is niet slechter dan die, welke wij reeds hebben doorgetrokken;
maar het toenemen van ons lijden is alleen toe te schrijven aan het
verlies onzer kameelen.
IV.
Zondag, den 5den, vertrokken wij kwart voor vier uur in den morgen,
en bereikten te half negen een put. Dikwijls zijn wij genoodzaakt
geweest uit te rusten, want wij moesten dwars over een rij zandheuvels
heentrekken. Deze put geeft ons geene toereikende hoeveelheid water;
den ganschen nacht werkten wij door om meer water uit den bodem te
doen wellen; drie uren arbeidens kost het, een emmer vol te krijgen:
eindelijk gelukt het ons aan elk onzer dieren een emmer water te geven.
Lewis en Charley gaan voort met den omtrek te onderzoeken; op
het oogenblik dat ik vreesde naar ons laatste kampement te moeten
terugkeeren, komen zij met goed nieuws terug. Zij hebben een put
gevonden, die aan twee of drie onzer kameelen het leven redt.
Den 8sten vertrekken wij te zes uur met ons goed, om ons nieuw
kampement te bereiken. Ten einde de kameelen te sparen, ging ik
te voet. Wij bleven daar verscheidene dagen, om onzen uitgeputten
kameelen rust te gunnen en hunne krachten te laten hernieuwen, want
ons aller leven hangt er van af of zij al of niet door de woestenij
kunnen heentrekken.
Op den 15den kunnen wij van den put in het kamp nog slechts water
krijgen voor ons persoonlijk gebruik: wij zijn dus verplicht de
kameelen te doen teruggaan tot de vorige halt. Ik laat het spoor
volgen der inlanders, maar zij zijn naar het zuidoosten getrokken,
en in die richting kunnen wij niet gaan; wij moeten altijd zooveel
mogelijk onze reis in westelijke richting voortzetten. De streek die
wij doortrekken is dorder en droger dan die wij het laatst hebben
doorkruist. Onze pogingen om een nieuwen put te vinden mislukken, en
den 19den moeten wij denzelfden weg terug. Wij kunnen ons voor ons maal
niet meer gunnen dan een lepel meel,
|