der gebruikte
beweegkracht; maar erkend moet het worden, dat zij oneindig veel
schilderachtiger zijn dan de bewonderenswaardigste machine, afkomstig
van het beroemdste huis van Manchester. Al onze moderne werktuigen
zijn, zonder onderscheid, absoluut leelijk; maar van deze norias
kan dit in geenen deele gezegd worden. Onder die schoone olijven,
met hunne knoestige stammen, met hun schraal gebladerte, waardoor
de zon zoo geestig speelt, wat leveren ze een prachtige stoffage,
die norias! Laat in de nabijheid een palmboom zijn lange bladeren
wiegden; laat een paar cypressen hun sombere kruinen verheffen in
die heldere lucht, onder dien weergaloos blauwen hemel; geef aan den
knaap, die daar half in de schaduw tegen de witte pilaren van de noria
zit, met een lange zweep in de hand, geef hem het roode vest en den
korten blauwen broek der landlieden van Attika:--en ge zoudt meenen,
een dier wonderschoone schilderijen, waarop Decamps het Oosten zoo
dichterlijk trouw heeft afgemaald, voor u te zien.
Een steenen brug voert over een der takken van den Kephissus, waarvan
de stoffige, uitgedroogde bedding wel bewijst dat de oeverbewoners
geen enkelen droppel verloren laten gaan van het kostbare vocht,
door de natuur met zoo karige hand aan Attika toebedeeld. Hier placht,
bij haar terugkomst van Eleusis, de groote processie der Panatheneeen
stil te houden. Het volk wachtte, gemaskerd, den optocht bij de brug
af, en begroette de ingewijden met een stortvloed van scheldwoorden
en grove smaadredenen, zelfs de voornaamste en hoogst geplaatste
personen aanrandende met eene bandelooze vrijpostigheid, waarvan de
atheensche pers de traditie nog niet verloren heeft. De priesters
en de ingewijden bleven evenwel niet in gebreke te antwoorden, en
niet altijd behield de menigte, in dien zonderlingen tweestrijd,
het laatste woord. In later tijd plakte men aan de palen der brug
bijtende schotschriften, zoo als op het beeld van Pasquino te Rome.
Al te spoedig hebben wij het olijvenbosch, dat op het breedste punt
niet meer dan twee kilometers beslaat, achter ons. De weg rijst door
dorre heivelden, met wilde planten en kruiden begroeid, die de lucht
met haar geuren vervullen. Nergens een boom, nergens een droppel
water. Langs den weg verheffen zich enkele steenachtige heuvels,
waarvan een op zijn top een klein klooster draagt. Dit klooster met
zijn witgepleisterde muren heeft, zoo als doorgaans het geval is,
de plaats ingenomen van een ouden heide
|