reusachtige Christuskop
op gouden grond. Beneden aan den koepel ziet men de twaalf apostelen,
met bijbelsche bijschriften; daaronder, tusschen de vensteropeningen,
de profeten; op de bogen der vier pilaren, die den koepel dragen,
de Aankondiging, de Geboorte, de Doop en de Verheerlijking.
Er is genoeg gezegd over de stijfheid en onnauwkeurigheid der
byzantijnsche mozaieken; maar wanneer de stralen der avondzon haar
slechts met een geheimzinnigen schemerglans verlichten, waarin
de onvolkomenheden der techniek bijkans verdwijnen, dan maken
die groote hieratische figuren op gouden grond, die scheppingen
eener aan strenge regelen gebonden kunst, toch een indruk van
onweerstaanbare, vorstelijke majesteit; dan kunt ge begrijpen, hoezeer
de aanschouwing van die bovenaardsche beelden de schare treffen moest,
wier godsdienstig gevoel niet bedorven werd door meer of minder
wijsneuzige esthetische kritiek.
De kloosters, gedurende de bezetting van Griekenland door de Franschen
gesticht, hebben ongelukkig geen kronieken nagelaten, en ook de
geschiedschrijvers maken zeer weinig melding van hunne lotgevallen. En
toch zou men zoo gaarne, in hun nieuw vaderland, die monniken volgen,
die hunne fraaie abdij van Bourgondie verlaten hadden, om in het
verre vreemde land de afgedwaalde scheurmakers te onderwijzen, en
wat het zwaard der kruisridders begonnen had, door hunne prediking te
voltooien. Maar vele van die ridders hadden het witte kruis verruild
voor eene kroon, en eene voorzichtige staatkunde gebood hun, jegens
hunne nieuwe onderdanen eene gematigheid en verdraagzaamheid in acht
te nemen, die soms kwalijk strookte met den vurigen bekeeringsijver
der Benedictijnen.
Innocentius III, de groote paus, die de omverwerping van het oostersche
rijk door de kruisvaarders niet had goedgekeurd, hield niet op,
de veroveraars en de hen vergezellende monniken en geestelijken te
vermanen tot zachtmoedigheid, geduld en matiging: de eenige middelen
waardoor men mocht hopen, de overwonnen volken weder in den schoot
der katholieke Kerk terug te voeren. Er zijn van hem verschillende
bewonderenswaardige brieven aan de abten van het vorstendom Morea
en het hertogdom Athene, waaruit blijkt dat zelfs de invloed en het
gezag van den paus niet altijd voldoende waren om den overdreven
godsdienstijver van de latijnsche geestelijkheid te temperen. Ook de
Benedictijnen van Daphne stonden niet altijd op den besten voet met
hun hertog; en meer dan eenmaal moe
|