vale rotsen van Salamis loodrecht uit de zee;
rechts de doorwoelde en doorgraven hellingen van den Parnessus en
den Kitheron, in warme, lichtgrijze tonen en tinten gehuld; aan
hun voet strekt zich de heilige vlakte van Demeter uit, blakerend
in den zonnegloed, en van de blauwe, onbewegelijke zee gescheiden
door een smal strand, geheel bezaaid met kleine wit- en rooskleurige
marmersteentjes. Dit strand, eene bevallige kromming beschrijvende,
voert ons naar Eleusis, waarvan de witte huizen, aan de overzijde
der golf, ons tegenblinken. Hooge bergtoppen vormen den achtergrond
van het tooneel, naar de zijde van Megara.
Wij gaan langs twee groote vijvers of plassen, door steenen dammen
omzoomd en gevoed door bronnen van zout water, en steken vervolgens
de vlakte van Thria over, zoo buitengewoon vruchtbaar, nadat Demeter
zelve aan Triptolemos den akkerbouw geleerd had. Van die vruchtbaarheid
is thans weinig meer te bespeuren. De zorgeloosheid en nalatigheid der
bewoners heeft de afleidingskanalen laten verzanden, en het water heeft
voor drie vierde deze alluviaalgronden in bezit genomen, die nog zoo
uitnemend geschikt zouden zijn voor bebouwing. Men heeft wel enkele
plekken ontgonnen, maar er is niets gedaan, en zelfs nog geen plan
ontworpen, om deze vlakte te bevrijden van de geregeld terugkeerende
overstroomingen en de daarmede gepaard gaande koortsen. De gemeente
is te arm, en het gouvernement denkt aan niets dan aan politiek,
aan den strijd tegen de oppositie in de Kamer, aan het behoud van het
vluchtig ministerieel leven, aan de omkooping der kiezers. Voor werken
van openbaar nut is er noch tijd, noch geld, noch aandacht. Dat zijn
trouwens de eigenaardige zegeningen van menige parlementaire regeering!
De landlieden, die wij ontmoeten, zijn rijzig van gestalte; zij
hebben een langen, eenigszins platten neus, een wijkend voorhoofd,
kleine oogen en een beenig gelaat. De vrouwen zijn groot en sterk
gebouwd, maar niet bevallig, ondanks haar blauwe oogen en blonde
haren. Het zijn Albaneezen van Elefsina, een ellendig, armoedig dorp,
dat wij voorbijtrekken, en dat op de plaats zelve is gebouwd van het
oude Eleusis, aan het uiteinde van een steenachtigen heuvel, aan den
oever der zee. Van den beroemden tempel van Demeter is niets meer
over, dan eenige stukken van den onderbouw, achter hutten verborgen;
de fragmenten der propyleeen, uit den romeinschen tijd, liggen in
wanorde door elkander in de uitgravingen, door den heer
|