elen bevat. Maar
water hebben wij nu in overvloed, en dat is een onschatbare zegen,
die al onze andere ontberingen betrekkelijk gering doet schijnen.
Op den 21sten tegen vijf uur in den namiddag kwam Lewis terug: het is
hem gelukt de bronnen van de Oakover-rivier te bereiken; zij liggen
toch verder verwijderd dan ik dacht, maar waarschijnlijk is er, als
men nog meer in westelijke richting voorttrekt, een nader weg. Daar
wij nu allen bij elkander zijn, moeten wij wederom een kameel afmaken,
die ons met het hart en de lever een prachtig maal opleverde, en wiens
vleesch wij op den volgenden dag toebereidden; de onverdragelijke
warmte neemt sedert eenige dagen af, en wij kunnen dus eenigszins
tot verademing komen.
Op den 1sten December vertrokken wij te tien uur des avonds; drie
onzer waren genoodzaakt te voet te gaan; vandaar dat wij niet dan
langzaam konden voorttrekken te midden der afmattende vlakten en
zandheuvels. En als wij ophouden om te kampeeren en uitterusten, komen
onze oude vijanden, de mieren, die ons beletten te slapen.--Op den
4den werd ik zoo hevig ziek, dat ik niet meer rechtop kon zitten op
mijn kameel en men mij in liggende houding achterover op het lastdier
moest vastbinden. Men kan zich denken, hoe ik geslingerd en geschokt
werd, wanneer het dier de rotsige en steile hellingen der zandheuvels
beklom; eindelijk te kwart over twee uur, des nachts, werd ik van die
plaag verlost: de zandheuvels lagen achter ons, en wij bereikten eene
reeks van rotsen.
Op den 11den bereikten wij eindelijk de Oakover, eene breede en
indrukwekkend schoone rivier. Met welk een gevoel van dankbaarheid
zochten wij een schuilplaats voor de hitte der zon onder de schaduw
der boomen, die aan den oever stonden geplant! Wat schijnen zij ons
grootsch toe, die boomen, na zoovele maanden doorgebracht te midden
der huiveringwekkende zandheuvels, waar wij schier door de zonnehitte
verbrand zijn.
Op den 13den vertrokken Lewis en een Afghaan met de twee beste
kameelen, op mijn bevel, ten einde de woning van den heer Harper en
C^o. op te zoeken. Schoon ik niet weet op welken afstand die woning
zich bevindt, en ik ten eenenmale onkundig ben of mijn vriend nog
leeft, grijp ik toch gretig deze eene kans op redding aan, die ons
nog rest. Wij zelven, die moeten achterblijven, legeren ons aan de
oevers der rivier.
Op den 29sten December was Lewis nog niet terug; indien het blokhuis
waarop al mijne berekeningen gegrond waren, verlaten i
|