e den
aanvang van een nieuwen levensdag in de stad van Pallas-Athene. In
de straten heerschte nog de zwoelte van den vorigen dag; ondanks de
frischheid van den morgen straalde van de muren der huizen ons nog
de warmte tegen.
Gelukkig zijn wij spoedig buiten de stad; welhaast hebben wij de
grenzen der beschaafde wereld bereikt:--op vijftien minuten afstands
van het koninklijk paleis. Ter linkerzijde van den weg, op twintig
el afstands van het station, waar eene brutale locomotief haar vuile
rookwolken uitblaast in de dichterlijke attische lucht, stond weleer
de Dipylische poort. Daar liepen en loopen nog de twee wegen naar
Eleusis en den Piraeus samen: van alle poorten van Athene was dus
deze de drukste. Te midden van die wolken van fijn kalkachtig stof,
dat destijds zoowel als nu de wegen van Attika bedekte, bewoog zich
toen de stroom der vrachtwagens van den Piraeus, der lastdieren,
der kooplieden die hunne waren naar de stad brachten, der boeren
die met groenten en vruchten ter markt gingen, der slaven die den
voorraad voor den dag moesten inkoopen, der wandelaars en leegloopers
eindelijk, wier aantal te Athene zeer groot was. Nabij deze poort
drongen de soldaten van Sylla, na een bres in den muur gemaakt te
hebben, de stad binnen; en de menigte menschenbeenderen, die men
bij de jongste opgravingen op die plek gevonden heeft, bewijst dat
er hardnekkig gevochten werd. Bij die opgravingen zijn ook enkele
der graven ontbloot, die aan den heiligen weg van Eleusis hetzelfde
voorkomen moeten gegeven hebben als aan de Via Appia bij Rome. Men
vindt hier uitnemend fraaie beeldwerken en merkwaardige inscripties;
en hoewel wij met onzen tocht meer ten doel hebben, de levenden te
leeren kennen dan de gedenkteekenen der dooden na te sporen, laten
wij toch het rijtuig even stilhouden en stappen uit.
Zie hier de tombe van eene jonge syrische vrouw uit Baireuth, gehuwd
met een burger van Sunium; daar rust een wapenheraut, verraderlijk
omgebracht door de Megarenen, die zich hadden schuldig gemaakt aan het
omploegen en bezaaien van den heiligen akker van Eleusis. Daar zijn
de graven van krijgslieden, met eer op het slagveld bezweken. Ginds
rusten vrouwen met een onzijdigen naam, dat wil zeggen dezulken die,
uit hoofde van haar afkomst of haar bedrijf, onwaardig werden geacht,
ook taalkundig met de anderen op eene lijn te worden gesteld. De
eerlijke, fatsoenlijke buurvrouw heet, bij voorbeeld, Koralia: dan heet
deze eenvoudig Koral
|