s, en Lewis
naar Roeburne heeft moeten gaan, dan zal hij op zijn minst drie weken
uitblijven:--en tenzij God ons bijsta, kunnen wij het zoolang niet
meer uithouden. Toch heb ik er niet verkeerd aan gedaan, Lewis naar die
plaats te zenden: want moge ook al mijn plan mislukken, dan is althans
zijn leven gered, en dat der twee hem vergezellende tochtgenooten....
Weinige oogenblikken nadat kolonel Warburton zijn dagboek tot
hiertoe gebracht had, kwam Lewis werkelijk terug met een overvloed
van levensmiddelen en zes paarden. Hij had de plaats zijner bestemming
bereikt, en dadelijk had men zich beijverd alles te zijner beschikking
te stellen wat den beklagenswaardigen reizigers ten goede zou kunnen
komen.
Op den 3den Januari, verliet kolonel Warburton zijn kamp, en kwam
op den 11den bij de heeren Grant, Harper en Anderson aan. Zijne
ontdekkingsreis was geeindigd. Uit het hart van Australie uitgegaan,
was het hem gelukt, de westkust van het vaste land, dwars door de
woestijn heen, te bereiken: hij had den voet gezet in streken, waar
voor hem nog geen Europeaan was doorgedrongen.
Dank zij de goede zorgen, die men aan de reizigers besteede, konden
zij den 21sten naar Roeburne vertrekken, eene kleine stad aan de
kust der Indische zee, waar zij met groote hartelijkheid werden
ontvangen. Trouwens gansch Australie stelde er prijs op, zijn dank
te kunnen betuigen aan den onverschrokken reiziger, die weldra ook
in Engeland zijne ontberingen en doorgestane gevaren zag beloonen op
eene wijze zoo schoon als hij maar had kunnen verlangen: de Royal
Society of Geography keurde kolonel Warburton in 1874 haar gouden
eerepenning waardig.
Reis door Griekenland.
(Vervolg van bladz. 232).
V.
In de maand October begint in Griekenland de hitte dragelijk te worden;
ettelijke regenbuien hebben den grond bevochtigd en verfrischt; de
koortsen, die gedurende de maand September zoo vele lagere streken
in hooge mate ongezond maken, beginnen te wijken; een tocht door het
binnenland wordt dan voor vreemde toeristen mogelijk. Zeker hebben
zes maanden droogte het land uitgemergeld en verschroeid, maar dit
schaadt niet aan het eigenaardig karakter van zijne schoonheid. Het
is reeds meermalen gezegd geworden: men moet de noordelijke landen
eigenlijk in den winter bezoeken, en de zuidelijke in den zomer.
De gelegenheid was gunstig voor eene reis door de noordelijke
provincien, waarvan men zich anders meestal door vrees voor de roovers
laa
|