t terughouden. Sedert drie jaren had de regeering al hare krachten
ingespannen, om den smet uit te wisschen, door den moord van Marathon,
in 1872, op het land geworpen. Men had met ernst de handen aan het werk
geslagen, en, met ijverige medewerking van den pasja van Thessalie, het
zoover gebracht, dat er nu geen roovers meer in Griekenland te vinden
waren, en men het land van het noorden naar het zuiden kon doorreizen,
zonder gevaar te loopen, neus en ooren te verliezen. Het was geraden,
van die ongewone veiligheid, die misschien niet lang stand zou houden,
gebruik te maken.
Ik gaf mitsdien aan den minister van binnenlandsche zaken en aan den
prefect van policie kennis, dat ik binnen eenige dagen op reis hoopte
te gaan naar Thebe, Eubea en Phthiosis, om over Delphi en den Parnessus
terug te keeren. Deze kennisgeving was eene bloote formaliteit, maar
waaraan het voordeel verbonden was, dat de kommandanten der gendarmerie
en de plaatselijke besturen van onze komst werden verwittigd, zoodat
wij overal konden rekenen op een nachtverblijf en een maal: twee
zaken, waarop de reiziger in dit land anders volstrekt niet altijd
rekenen kan.
De grieksche ministers zijn niet bijzonder prachtig gehuisvest, en
hebben ook geen drom van kamerdienaars tot hunne beschikking om de
al te lastige bezoekers af te weren. In een huis van zeer nederig
voorkomen, klimt ge langs een krakenden houten trap naar boven. Wie
wil, gaat binnen; er is geen concierge of bode die u tegenhoudt. Door
de openstaande deuren ziet ge, in kamers met naakte muren en vensters
zonder gordijnen, de ambtenaren zitten op matten stoelen, voor tafels
van ongeverwd hout, en onder hun werk sigaartjes rookende. Een man,
in een vuile, versleten en gelapte overjas gekleed, wijst u, zonder
op te staan, zonder uw naam te vragen of naar het doel uwer komst te
onderzoeken, het kabinet van den minister.
Ge kunt zonder kloppen binnentreden; in den hoek van een zeer
sober gemeubeld vertrek zit een heer aan eene kleine schrijftafel
te werken: dat is de minister. Hij staat op, reikt u de hand,
en noodigt u uit, plaats te nemen. Een oogenblik later komt de
smerige kamerdienaar binnen, en presenteert u, op een tinnen blad,
te Neurenberg beschilderd, een kop koffie, dien hij in het naburige
koffiehuis heeft gehaald.
Die antieke eenvoud heeft eene zekere aantrekkelijkheid voor hen,
die zich dikwerf door de aanmatiging en overdreven etiquette,
elders gebruikelijk, hebben beleedigd
|