aven onmiddellijk teekenen van verzet. Dientengevolge werden
alle noodige voorzorgen genomen om hun het wegloopen te beletten,
hetgeen ook gelukte.
Den anderen morgen waren wij genoodzaakt onzen zieke achter te laten,
die niet meer overeind kon staan. Wij plaatsten hem zoo dat hij het
water zou kunnen gaan drinken, als hij aan den dood ontkwam. De warmte
neemt hevig toe: de thermometer teekent 40 deg. Celsius in de schaduw,
en wij bevinden ons op 122 deg. O.L.
Op den 18den zagen wij ons wederom genoodzaakt twee kameelen,
waarop wij reden, achter te laten. Zij konden zich niet meer
bewegen. Aanvankelijk dachten wij dat zij vergiftigd waren; maar
vervolgens zagen wij dat zij eene nieraandoening hadden, tengevolge
van den nachtwind. De kameel van mijn zoon Richard was aangetast
door dezelfde kwaal; wij lieten hem niet zijn eigen dood sterven,
maar doodden hem vooraf, opdat wij zijn vleesch zouden kunnen eten.
Op den 19den zouten wij het vleesch van onzen kameel zoo goed mogelijk
in. Het is een armzalige kost: het beest was oud en versleten. Toch
zou dit voedsel ons groote diensten bewijzen. Want in den uitgeputten
toestand waarin wij ons weldra bevonden, was dit ellendig voedsel in
staat ons leven gedurende verscheidene weken te verlengen, en daaraan
zijn wij het verschuldigd dat wij niet zijn omgekomen.
20 September.--Heden is het een jaar geleden, dat wij de zuidkust
hebben verlaten; wij hebben nog slechts twee kameelen geschikt om
op te rijden; wij moeten onze tenten en het grootste gedeelte van de
ons toebehoorende voorwerpen in de steek laten; wij behouden slechts
de geweren, proviand, en niet meer kleederen dan de welvoegelijkheid
eischt.
Charley berichtte ons ten een uur na den middag, dat hij een put
had gevonden, waarvan de inboorlingen zich bedienden. Zonder deze
ontdekking, zouden wij genoodzaakt zijn geweest, tachtig mijlen terug
te trekken en vervolgens onze tegenwoordige verblijfplaats weder op te
zoeken, waardoor onze kameelen een buitengewonen marsch van meer dan
honderdvijftig mijlen zouden hebben moeten afleggen. Overigens bevinden
wij ons zeer wel; alleen de honger kwelt ons vreeselijk. Te half zes
bereikten wij den put, die zeer waterrijk was en ons gelegenheid gaf
al onze kameelen te drenken.
Den 26sten rukten wij vijftien mijlen vooruit. Richard is ziek,
en wij sukkelen allen min of meer aan onze ingewanden. De mieren
kwellen ons buitengewoon. Den 27sten legden wij nog vijfentwintig
mijl
|