et spreekt wel van zelf, dat _Kaerlighedens Komedie_ niet verstaan, en
dus ook niet vriendelijk ontvangen werd, en dat over de moraal van het
stuk heel wat dwaze oordeelvellingen zijn uitgesproken. Als recept voor
de practijk is het ook zeker niet van algemeene bruikbaarheid, maar dat
was ook ongetwijfeld niet de bedoeling van het drama, en de moralisten
behoeven niet te vreezen, dat Falk en Svanhild veel navolgers zullen
vinden. Het is niet alleen door idealisme gedragen, de gedachte is ook
volkomen consequent doorgevoerd, en eene machtige poezie maakt hier
natuurlijk, wat in het leven althans zelden voorkomt. In macht van
poetische uitdrukking is hier een hoogtepunt bereikt.
_Kaerlighedens Komedie_ is echter niet alleen een hoog-romantisch
gedicht, het is ook eene scherpe satyre. Tegenover Falk en Svanhild,
wier liefde als een vuurpijl de lucht in gaat en in scheiding haar
hoogtepunt bereikt, worden een aantal andere paren geplaatst, van
verschillenden leeftijd: jong-verloofden, lang verloofden, lang
gehuwden, eene weduwe. In deze menschen wordt de liefde, zooals zij zich
in de maatschappij openbaart, bespot. Nuchterheid, bezorgdheid voor het
dagelijksch brood, gebrek aan moed, aan vreugde, aan poezie,--ziedaar
de verwijten, die allen treffen. Falk onttrekt zich aan dit gild der
vrijenden en huwenden, en hier valt hij aan het einde met zijn dichter
samen. Een studentenquartet komt, om Lind op te halen, die met hen de
bergen in zou gaan. Maar Lind is nu verloofd, wat een tante aanleiding
geeft, om te zeggen: "zoodat jullie begrijpen kunt, dat hij in het groen
niets te zoeken heeft." In plaats van Lind gaat Falk mee. Als de
studenten klagen, dat zij nu hun tenor missen, verschijnt Falk en zegt:
"dien zing ik in het koor van Noorwegens jeugd."
De tenor uit het quartet is de dichter, naar wien het jonge Noorwegen
reeds luistert. Hij bezit een instrument met dubbelen klankbodem, "een
hoog, voor de vreugde van het leven, en een, die beneden trilt, diep en
lang."
Gansch anders is de stemming in _Brand_. Maar tusschen _Kaerlighedens
Komedie_ en _Brand_ ligt het jaar 1864, dat op eene heel andere wijze de
werkelijkheid naar voren bracht dan de waarneming, dat de liefde niet
altijd tot den jongsten snik bewaard blijft, dat doet.
Wij moeten ons de stemmingen voor den geest brengen, die sedert ca. 1850
ten opzichte van Denemarken heerschten. De tegenstelling tusschen de
ultra-patriotten en de vrienden van Denemarken, die o
|