ll).
Dit blad was een navolging van het Deensche blad _Corsaren_, dat door
Goldschmidt werd uitgegeven. De jonge mannen lieten zich daarin op
harcelleerenden toon uit over de maatschappij en alles, wat daarin
omging. Hun satyre lieten zij los en zij oefenden zich, voorzoover
oefening nog noodig was, in een vrij gebruik van den mond. De uitgevers
ontmoetten elkander alleen in dit negatieve doel, om kritiek te oefenen.
Bij gebrek aan positieven inhoud legde Andhrimnir het na negen maanden
af. Ibsen ging toen als theaterregisseur naar Bergen, en een geestelijke
toenadering heeft later niet meer plaats gehad. En wederzijdsche
waardeering was er ook niet. In _Peer Gynt_ ontmoeten wij Vinje als
Huhu, die naar Marokko gaat, om de zoo oorspronkelijke taal der
orangoetangs te spreken. Toen _Brand_ verscheen, heeft Vinje dit
dichtwerk bij herhaling besproken. Hij begint, met het te prijzen, maar
op een zeer wonderlijke wijze; hij vat het namelijk als een welgelukte
farce op. Het idealisme van Brand kan hij slechts als scherts verstaan.
"Hij is te razend krankzinnig, om ernstig te wezen," zegt Vinje. Een
paar maanden later (in den herfst van 1866) is ook deze lof te veel;
Vinje fulmineert nu tegen Ibsen, omdat hij onvriendelijke dingen over
Noorwegen gezegd heeft. Wanneer Vinje door hartstocht werd gedreven, kon
hij veel zeggen, dat hij moeilijk kon verantwoorden. Zijn vijanden
hebben niet nagelaten, in zijn kritieken op _Arne_ en op _Brand_
uitingen van afgunst te zien tegen twee jongere dichters, die door het
geluk zooveel meer begunstigd waren dan hij. Het is moeilijk, iemands
drijfveeren te kennen. Iedere menschelijke handeling, ook ieder oordeel,
is het gevolg van meer dan een oorzaak. Maar wanneer men vraagt, of die
hypothese van afgunst noodzakelijk is, om Vinje's houding te verklaren,
dan moet het antwoord ontkennend luiden. Vinje's hartstocht laat zich
begrijpen uit zijne geheele positie tegenover zijn tijd. Vinje stond
alleen, en hij meende alleen te staan met de waarheid. Waar sprake was
van litteratuur, daar was de vraag naar de waarheid in zijn oogen bijna
identiek met de vraag naar de taal. Vinje was met hart en ziel
landsmaalsman, en het succes van dichters, die het bymaal gebruikten,
kwam hem in zijn eenzijdigheid voor, een succes van het Deensch te zijn
tegenover het Noorsch. Wanneer nu zulk een dichter, die 'Deensch'
schreef, bovendien nog aan Noorwegen verweet, dat het Denemarken niet te
hulp was gesneld, dan moe
|