dachten opnemen;
tegen dit verbond--het ware verbond der jongeren.--is de vooze demagogie
niet bestand.
Men heeft Ibsen verweten, dat hij in _De Unges Forbund_ zich tegen 'de
partij van den vooruitgang' heeft gekant. Zoo redeneert bij voorbeeld
Vetle Vislie in zijn boek over Vinje. Ibsen zou in dit stuk de
woordvoerder zijn voor den teruggang; gelukkig zou hij later zich van
dien weg hebben bekeerd. Een kortzichtiger oordeel is niet mogelijk.
Geen ding toont misschien duidelijker dan _De Unges Forbund_, hoe ver de
dichter er vandaan was, zich tot trompet van een partij te maken. Het
komt voor hem in het geheel niet op eene partij aan, maar op waarheid en
heelheid der persoonlijkheid. En dat na de ervaringen van 1864 het juist
de luidruchtigste partij was, wier doopceel hij het eerst lichtte, is
volkomen begrijpelijk. Het is karakteristiek, dat hij toen nog beter
verwachtingen had van de oude aristocratie--mits deze zich vernieuwde.
Later zou hij ook over deze een ander oordeel vellen en de meening
uitspreken, dat de waarheid alleen gediend wordt door de weinigen, die
hun tijd vooruit zijn en tot geen partij behooren.
Tusschen _De Unges Forbund_ en _Samfundets Stotter_ liggen acht jaar
(1869-77). In dien tijd was Ibsen voornamelijk bezig met _Kejser og
Galilaeer_, waarover naar aanleiding van de historische drama's gesproken
is.
Met _Samfundets Stotter_ (1877) begint een ononderbroken reeks moderne
drama's. Weldra volgen _Et Dukkehjem_ (1879), _Gengangere_(1881), _En
Folkefiende_ (1882), _Vildanden_ (1884). In al deze stukken wordt de
werkelijkheid getoetst aan een zedelijk ideaal, en in den regel treedt
ook een vertegenwoordiger daarvan op. Inzoover vormen deze stukken een
samenhangende groep. Wat de stemming van den dichter betreft, vormen zij
een climax naar het bittere. Uit de verzoenende stemming, die hij na
jaren bereikt had, gaat hij stap voor stap weer over tot het diepste
pessimisme.
In _Samfundets Stotter_ geldt de kritiek den zedelijkheidstoestand in
een kleine Noorweegsche stad. Verschillende zijden van het private en
het publieke leven worden aangeroerd, en de conclusie is, dat men zich
wel is waar voor beter houdt dan anderen, maar dat het eenige verschil
tusschen deze maatschappij en die in groote landen is, dat men hier meer
verbergt. Konsul Bernick heeft in zijn jeugd fouten begaan; een vriend
heeft de schuld op zich genomen en is toen naar Amerika uitgeweken;
Bernick heeft toen den naam van die
|