_Den Fremsynte_ voor goed of voor langen tijd
afrekening willen houden met die zijde van zijn natuur, waaraan hij
zware ervaringen te wijten had. Maar dat hij David Holst niet voor goed
van zich afgezet had, blijkt uit een zijner latere romans, te weten
_Dyre Rein_ (1896). Ook hier treedt een held op, die erfelijk belast is.
Hij leeft in het idee fixe, dat op zijn familie een vloek rust, en in
den angst, dat die vloek in hem in vervulling zal gaan. Ook hij zoekt
zijn heul in liefde, maar vergeefs. Op den dag, waarop hij in het
huwelijk zal treden, maakt hij door zelfmoord een einde aan zijn leven.
Met _Den Fremsynte_ had Jonas Lie zich plotseling een naam gemaakt.
Daarop volgt een lange periode, waarin het den dichter moeite gekost
heeft, dien naam te handhaven. Hij had zijne leerjaren nog niet geheel
achter den rug, en zijn eerstvolgende boeken zijn in zeker--niet in
ieder--opzicht voorstudien voor zijn latere meesterwerken. _Den
Fremsynte_ was een geniale greep geweest, maar de techniek beheerschte
hij nog niet geheel, en vooral--hij had zich nog niet dien bijzonderen
stijl eigen gemaakt, waaraan later iedere bladzijde, die hij schreef,
zou te kennen zijn. Niettemin, de technische moeilijkheden was Lie
weldra te boven, en de meeste dezer werken toonen reeds den schrijver
van groote bekwaamheid. De koelheid, waarmee Lie's boeken in den beginne
ontvangen zijn, is ongetwijfeld mede aan andere oorzaken toe te
schrijven, en wel aan een zijner beste eigenschappen. Lie is niet een
propagandist, zijn toon is gedempt; het is hem te doen om het begrijpen
van menschen, niet om het verkondigen van meeningen. Maar in de jaren,
waarin Lie zijne eerste romans schreef, was een andere toon juist mode
geworden, en het is misschien zijn grootste overwinning, dat hij, zonder
zijn natuur te verloochenen, alleen door voortgezette oefening van zijn
talent de plaats heeft veroverd, die hij met zooveel eer heeft
ingenomen.
De periode van Lie's mindere populariteit duurde tot 1883, toen hij met
_Familien paa Gilje_ zijn naam voorgoed vestigde. In die periode heeft
hij een aantal werken geschreven. De belangrijkste van deze zijn
vooreerst zijn schipperromans _Tremasteren Fremtiden_ (1872), _Lodsen og
hans Hustru_ (1874), _Rutland_ (1880), _Gaa Paa_ (1882). Deze sluiten in
zooverre bij _Den Fremsynte_ aan, als zij schilderingen bevatten uit het
leven der kustbevolking, slechts met dit: onderscheid, dat de dichter
zich thans niet tot het Noor
|