d er in de wereld is; en de eenige
troost, dien het heeft, is deze: in de eeuwigheid zal Lazarus het goed
hebben, maar de rijke man zal branden, heeter dan heet, van eeuwigheid
tot eeuwigheid en in eindeloosheid zal hij branden, branden--.
"De ware Messias spreekt uit den vergeten Bijbel nog het woord, dat
macht heeft, de wereld te verlossen: je moet je naaste beminnen,
liefhebben, zooals je je zelf bemint, lief hebt. Komt de wereld ooit zoo
ver, dat zij dit verlosserswoord kan hooren en verstaan?"
Geen modern Noorweegsch schrijver is in die mate als Garborg een
zedelijk opvoeder van zijn volk geweest.
In dit verband noemen wij een paar andere schrijvers in landsmaal, die
in dezelfde periode optreden.
Rasmus Loland (1861-1907), een fijnbegaafd schrijver, autodidact gelijk
zoo velen, door ziekte aangewezen op een huiszittend leven, heeft een
groot aantal korte vertellingen geschreven, meest van droevigen inhoud,
handelend over personen, die in het leven mislukken, maar zachtmoedig en
vol levenswijsheid. Tot zijn allerbeste werken, tevens tot het
allerbeste, wat op dit gebied in Noorwegen verschenen is, behooren zijn
kinderverhalen _Det store Nashorne_ (De groote Neushoorn) en
_Kvitabjoernen_ (De IJsbeer). Een korte levensbeschrijving gaf A. Garborg
aan het begin van den na Loland's dood verschenen bundel _Paa
Skuggesida_ (Aan den Schaduwkant).
Van Jens Tvedt (geb. 1857), Ivar Mortensen (geb. 1857), Per Sivle (+-
1905) laat de plaatsruimte mij helaas slechts toe, de namen te noemen.
Van de dramatische dichters uit het einde der eeuw is de meest bekende
en de vruchtbaarste Gunnar Heiberg. Als kunstenaar onderscheidt hij zich
door zijn bij uitstek aesthetisch standpunt. Hij plaatst zich op een
afstand en satyriseert. Een moreelen maatstaf legt hij niet aan. Wanneer
hij iets schijnt te prediken, is het de vrijheid van den hartstocht. In
het gedicht, waarmee hij reeds in 1878 debuteerde, _Menneskets Genesis_,
is de zondeval de eerste daad van vrijheid van den mensch. In zijn
strijd tegen de godheid schiet de mensch soms te kort, maar gelukkig
leeft het geslacht van Kain nog.
Heiberg's eerste tooneelstuk _Tante Ulrikke_ (1884) houdt zich bezig met
den politieken strijd van den dag. De dichter is nog niet partijloos;
hij neemt het op voor de radicalen en maakt volgens een bekend recept
den vertegenwoordiger der tegenpartij niet slechts tot een nietswaardig
karakter, maar ook tot een zwak, ijdel man, over wiens inv
|