cht in
pessimisme kunnen vervallen. Er waren althans twee dingen, die hem
daartoe hadden kunnen brengen: hij heeft armoede gekend, en hij is van
nature stemmingsmensch. Maar hij bezit andere eigenschappen, die hem
behoed hebben,--een ijzeren wil en een onbescheiden blikken afwerenden
trots. Groote armoede kan een zware druk zijn, maar het is toch een
druk, die van buiten komt. Den sterke daagt zij tot verzet uit en wekt
zoodoende de sluimerende kracht. Hamsun is begonnen met de tanden op
elkaar te zetten en te vroolijker te worden, naarmate hij het
moeilijker had. Hij zwelgt dan in galgenhumor en paradoxen, maar niemand
moet het wagen, een woord van medelijden te spreken, of hij kan een niet
zeer vriendelijk 'wat belieft u?' toegesnauwd krijgen.
De hier beschreven stemming is die van vele van Hamsun's helden, hetzij
nu de nood van stoffelijken of van anderen aard is. In _Sult_ is het
honger, in _Pan_ is het liefde; in beide gevallen doorstaat hij de
heftigste kwellingen, maar hij handhaaft zijn karakter. In _Mysterier_
hebben wij slechts met een zonderling te doen, die in een vlaag van
waanzin een einde aan zijn leven maakt. Men kan in dit geval de wereld,
die van den heer Nagel--zoo heet de man--niet weten wil, nauwelijks
ongelijk geven, maar als studie over hetzelfde type, dat in zoo vele van
Hamsun's romans terugkeert, en waarin wij tot op zekere hoogte een
zelfportret moeten erkennen, is ook dit boek interessant. En tevens als
een eerste poging, om tegenover zijn subjectieven held een geheele
maatschappij te plaatsen. Een maatschappelijke schildering van zijn hand
bestond reeds in _Fra det moderne Amerikas Aandsliv_, een persifflage,
naar den vorm verhandeling, naar den geest geheel kunstwerk, niet
objectief, maar schuimend van geestigheid. Gelijk hier de maatschappij,
zoo is in _Sult_ het 'ik' aanwezig. _Mysterier_ is de eerste poging, om
die twee tegenover elkander te plaatsen. Daarop volgen een paar
voortreffelijke maatschappelijke romans, _Redaktor Lynge_, waarin de
verderfelijke invloed eener machtige en tegelijk oneerlijke dagbladpers
behandeld wordt, en _Ny Jord_, die een troep ijdele kunstenaars,
voornamelijk schrijvers, in tegenstelling plaatst met eenvoudige
kooplieden, die hun dagelijkschen plicht doen. Het is het Boheme-leven,
van zijne keerzijde gezien. In beide boeken treedt Hamsun's capricieus,
onmaatschappelijk 'ik'-type onder verschillenden naam als een
achtergrondsfiguur op, schuw en geminacht, ma
|