ten deele voor zijn tijd liggen, maar die hij toch met
een exactheid weergeeft, alsof zijne berichten op autopsie berustten.
Zoo treedt op een studentenfeest Vinje op en houdt een toespraak, die
men voor echt zou aanzien. Een zeer vermakelijk historisch portret is
dat van Heltberg, den man van de 'studentenfabriek', dien wij hierboven
reeds bij herhaling ontmoet hebben. Garborg heeft wel de 'fabriek'
bezocht, maar hem persoonlijk niet meer gekend. Met het oog op de
dubbele beteekenis der figuur--als schepping van Garborg en tevens als
den tijdelijken geestelijken helper van zoovele mannen, die in
Noorwegen beteekenis gehad hebben--deelen wij een paar staaltjes uit een
schooluur mee.
"Vandaag kreeg hij den mooien wandelstok van mijnheer Presler in handen
en ging zitten 'spelen'. Den stok gebruikte hij als strijkstok, en met
de andere hand speelde hij op een denkbeeldigen vioolhals, alsof het
prachtigste dansstuk ging. En dan zong hij.
'Amo-amas-amat-amamus-amatis-amant!' De jongens mee, allen die zich
ernstig konden houden. 'Zullen wij hem nog eens nemen?--och ja.
Amo-amas-amat! amamus-amatis-amant!' Maar als de jongens het alleen
moesten klaarspelen--de oude zat maar te 'accompagneeren'--dan ging het
mis. 'Nee, nou moet ik weer meedoen', zei hij, en weer ging het aan den
gang. En toen dat ook niet hielp, smeet hij den 'strijkstok' neer, kneep
zich met twee vingers vast in den neus en las _amo_ met een stem en een
gezicht, dat de jongens het uitbrulden."
Er wordt vertaald.
"Een ander kwam voor, en het ging beter. Maar toen zij wat verder
kwamen--er stond: _nisi, quanta vi civitates libertatem expetunt, tanta
regna reges defendant_--, toen zat hij vast, hij nam _tanta_ bij
_regna_. Toen raakte de oude warm. Hoor, mijn beste Halvor Mosebo! Als
je op een weg liep en daar eerst een dame tegenkwam, en dan een student,
en dan een varken, en je vond vlak daarop een mooie zijden parasol op
den weg liggen, zou je dan met de parasol naar het varken gaan en
zeggen: met uw permissie, hooggeschatte, u hebt zeker uw parasol
verloren?--Neen, Halvor, zoo dwaas was je niet. Je liep, wat je kon, tot
je de jonge dame inhaalde, en dan bukte je en maakte je lief: neem mij
niet kwalijk, Mejuffrouw, maar u hebt zeker uw paraplu verloren! Ja
zeker deed je dat, Halvor. Maar hier ga je met de parasol naar het
varken, neemt _tanta_ bij _regna_, omdat _regna_ het naast bij staat.
Maar _tanta_ hoort bij _vi; quanta vi, tanta vi_, Halvor Mosebo
|