simisme tegenover den mensch. Weg is de blijde strijdlust, die _En
Folkefiende_ kenmerkt; de leer van _Vildanden_ is, dat het niet loont,
voor de menschen een hooger levensopvatting te prediken. De man, die het
in dit stuk doet, is een dwaas. Maar in Hedwig is reeds de kiem van iets
nieuws aanwezig. En die kiem is tot een volle plant geworden in
_Rosmersholm_ (1886). De maatschappij, de huichelachtige, is ook hier
nog aanwezig, maar zij is tot den achtergrond geworden, waarop zich het
drama tusschen werkelijke menschenzielen afspeelt. Het is nu
onverschillig, of rector Kroll dan wel Peder Mortensgaard een politieke
overwinning zal behalen; de vraag is, wat er van Rosmer en van Rebekka
wordt. En van het standpunt des dichters is de afloop goed; zij
manifesteeren de waarheid van hun idealisme door het offer van het
leven. Hier is het ook niet de vraag, of zij goed of slecht zijn;
slechts of zij heel zijn. Rebekka is misdadig, maar het verblijf op
Rosmersholm heeft haar geadeld; zij, en de dichter met haar, erkent 'de
mogelijkheid van den mensch, om geadeld te worden'. Dat het het leven
kost, is bijzaak, of liever--daaruit blijkt de vernieuwing pas. Dat is
andere taal dan die, welke Relling in _Vildanden_ voert. Het is de taal
van den man met den paardenhoef in _Peer Gynt_, die zielen, welke zich
verkeerd gefotografeerd hebben, zoolang met zwavel en andere
ingredienten bewerkt, tot het juiste beeld voor den dag komt.
In een gansch andere sfeer verplaatst ons _Fruen fra Havet_ (De Vrouw
van de Zee). Toch is de grondgedachte dezelfde. Het geval is echter van
minder tragischen aard, en de oplossing kan daarom niet slechts van een
ideaal, maar ook van een practisch standpunt bevredigend zijn. Ellida
leeft in een huwelijk, waarvan de band haar als een dwang voorkomt. Haar
vrijheidszucht geeft voedsel aan eene ziekelijke fantasie, die haar met
ondergang bedreigt. Haar redding wordt bewerkt door de niet-zelfzuchtige
behandeling van de zijde van haar man, die op het uiterste oogenblik,
wanneer hij vreest, dat dwang haar tot waanzin zal voeren, haar haar
vrijheid geeft, haar tevens wijzende op de daarmee onafscheidelijk
verbonden verantwoordelijkheid. Ellida is genezen. Wangel heeft door
overwinning van het egoisme het onmogelijke tot werkelijkheid gemaakt,
en Ellida heeft geleerd, dat vrijheid alleen waarde heeft voor hem, die
een plicht erkent. Hier gaat voor een enkel maal bij onzen dichter het
hooger leven met het dagelijksch l
|