jk is het realistisch. Het ideale is van allen
uiterlijken pronk ontbloot. De maatschappij, waarin _Laeraren_ speelt, is
den dichter volkomen bekend; hij laat haar zien in al haar nuances. En
wat men in een stuk van dezen inhoud het minst zou verwachten: ook de
comische scenes behooren tot het schitterendste, wat ooit in het Noorsch
geschreven is. Zij toonen, hoe door en door gezond de dichter is.
Het andere werk, dat direct bij _Fred_ aansluit, is een boekje vol
poezie en vol wijsheid. _Den burtkomne Faderen_ (De verloren Vader). Het
is het dagboek van Gunnar, den oudsten zoon van Enok Haave, die de
wereld inging, om het leven te genieten, en nu, na zijn illusies
verloren te hebben, oud voor den tijd, aan zich zelf en aan de
menschheid vertwijfelend, naar zijn geboorteplaats terugkeert, om
eenzaam te sterven. Hier leert hij zijn broer Paulus kennen en vindt in
hem iemand, in wien hij gelooven kan, en door wien hij het geloof wint
in de menschheid en in den verloren vader. Rustig sterft Gunnar; hij
heeft vrede gevonden met het leven--en met den dood.
Bijzonder fijn zijn de nuances van stemming, die de harmonische
oplossing voorbereiden. Reeds de herinneringen, die bij het zien van
bekende plaatsen opkomen, stemmen tot zachtheid. Gunnar houdt zich
gaarne op het kerkhof op; hij zoekt ook het graf van zijn vader. Maar
niemand kan het hem wijzen: "de rechtvaardigen hielden oordeel en
zeiden: hij was niet als een van ons, dat hij zou worden onthouden."
Maar Gunnar voelt zijne nabijheid; hij moet er zijn, want hij heeft hem
iets te zeggen. "Ja, dat hij kwam, zoodat ik hem alles kon zeggen. En
hem zeggen, dat ik alles begrijp. Want ik voel zijn angst; die beeft nu
in mijn eigen boezem. En ik weet, dat hij, die zijn weg gaat, zijn hel
vooruit gehad heeft. "Vaarwel, vader. Rust in vrede, in alle eeuwigheid.
En vergeef. Want nu ben ik ziek en alleen als jij."
Het lijden heeft de stemming verzacht en het vermogen gewekt, om te
begrijpen.
Paulus Haave spreekt met Gunnar en wijst hem den weg tot den verloren
vader. In deze gesprekken is ieder woord als in marmer uitgehouwen.
Parallel met de beide laatstgenoemde geschriften ontstonden twee
dichtwerken, _Haugtussa_, en de voortzetting daarvan _I Helheim_.
Haugtussa, 'Heuveldeern' is een bijnaam, die in het dorp aan een
visionnair meisje gegeven wordt, dat zich somtijds tusschen grafheuvels
ophoudt; de dichter noemt haar Veslemoy, 'het stakkertje'. Het gedicht
vertelt van haa
|