n geringe waarde. In
Kristiania leeft hij daarop als student insgelijks in hoogere kringen.
En wat de poeten ook ten nadeele van het Kristiania dier dagen mogen
gezegd hebben, de gezichtskring was er toch ruimer dan in Stavanger.
Naar zijn geboorteplaats teruggekeerd, moet de jonge man met het scherpe
verstand en den beweeglijken geest zich beengd gevoeld hebben. Hij zoekt
geestelijk voedsel in de nieuwe litteratuur, die in de laatste jaren van
Denemarken uitging, en zijn tegenzin tegen zijn omgeving neemt toe. Hij
moet in verzet komen; hij moet op reis, en hij moet schrijven. Hij wil
het nieuwe licht, dat voor hem is opgegaan, voor anderen doen schijnen,
en hij wil de omgeving, waarin hij zich bekneld gevoelt, aan de kaak
stellen. Zoo worden al zijn romans schilderingen van Stavanger.
En zijn kunst? In Parijs heeft hij zich opgehouden. Daudet en Zola heeft
hij gelezen. Hij maakt den piquanten stijl der nieuwere Fransche
romanschrijvers tot den zijnen. Voor het eerst treedt in Noorwegen een
schrijver op, wiens meest kenmerkende eigenschap elegantie is.
In hoeverre Kielland zich van den beginne af bewust geweest is, dat
hetgeen hem het diepst bewoog, niet de kunst maar een tendentie was, is
moeilijk te zeggen. De vreugde over het plotseling ontdekte talent en de
bijval, die hem terstond gewerd, hebben ongetwijfeld den kunstenaar
gewekt, en in vele zijner werken ziet men ook succesvolle pogingen, om
zich in de stof te verdiepen en aan de personen, die hij schildert, ook
waar zij hem niet sympathiek zijn, recht te laten wedervaren. Op den
duur wordt dit minder. Hij geraakt gewikkeld in persoonlijke conflicten.
In het Storting wordt een strijd gevoerd over de vraag, of hem
dichter-salaris toekomt, en hij lijdt een neerlaag op grond van zijn
anti-religieuze denkbeelden, waarbij hij op schandelijke wijze als
onzedelijk wordt gedisqualificeerd, een auteur, die nooit een enkele
onzedelijke bladzijde geschreven heeft. Hij wordt verbitterd, en zijn
boeken krijgen steeds meer het karakter van strijdschriften met een zeer
persoonlijk adres[19]. Maar toch blijven het geniale werken vol geest en
satyre. Zij logenstraffen de theorie, die in haar algemeenheid ook niets
dan een populaire phrase is, dat tendentie en kunst niet kunnen
samengaan. Eindelijk breekt de inhoud den vorm, en de dichter geeft er
de voorkeur aan, wat hij nu nog te zeggen heeft, direct te zeggen in
artikelen in de Stavanger courant, waarvan hij een tijd lang (in
|