llingen uit dezelfde periode
zijn: _Magnhild_ (1877), _Kaptejn Mansana_ (1879), _Stoev_ (1882), _Det
flager i Byen og paa Havnen_ (1884), _Paa Guds Veje_ (1889), _Nye
Fortaellinger_ (1899), _Mary_ (1906).
In bijna al deze stukken maakt Bjornson zich tot advocaat van een of
andere meening of waarheid,--dikwijls eene zeer juiste,--die, naar hij
meende, hoog noodig gezegd moest worden. Bij voorbeeld: de
noodzakelijkheid van opvoeding in _Det flager_, van verdraagzaamheid in
_Paa Guds Veje Kongen_ is een preek over het thema, dat de republiek de
eenig juiste regeeringsvorm is. _En Hanske_ handelt over de
geslachtsmoraal. De dichter is hier zoo vervuld van de leer, die
gepredikt moet worden, dat hij op het stuk een reeks voordrachten over
hetzelfde onderwerp laat volgen, die weer aanleiding hebben gegeven tot
breede polemiek, ook in litterairen vorm. Daar echter Bjornson niet
alleen verkondiger, maar ook dichter is, komen in al die stukken mooie
bladzijden voor, en wanneer hij zijn propagandistisch doel eens vergeet,
kan diezelfde naiveteit, die hem op zulk een toon van gezag wijsheid uit
de tweede hand doet verkondigen, de bekoorlijkste schilderingen doen
ontstaan. Zijn populariteit dankt Bjornson ongetwijfeld voor een groot
deel aan deze beminnelijke eigenschappen, maar toch ook aan zijn
behoefte, om te verkondigen. De groote meerderheid der menschen wil
gaarne in litteratuur en op het tooneel haar eigen meeningen tegenkomen
en hooren uitgalmen als diepste wijsheid. Daartoe bestaat bij Bjornson
gelegenheid. Hij strijdt niet altijd voor waarheden als koeien, die
iedereen erkent, maar nooit als dokter Stockman voor zulke, die alleen
de voorpostvechters kunnen inzien. Neen, liefst voor zulke, die ongeveer
de helft van het publiek voor zich hebben; dan is er pro en contra; dan
is er strijd, en dan is de dichter in zijn element. Hij kent ook de
tooneelknepen goed. Wanneer een man ontevreden is over gebrek aan
vrijheid in zijn huwelijk, dan kan het niet met minder afloopen, dan dat
hij een stoel omver schopt, en dat wordt, helaas! niet alleen op het
schellinkje, zeer gewaardeerd.
Maar wanneer men het eerste gedeelte van _Det flager_ leest, waarin
Bjornson den stijl namaakt van een bekrompen copist, die met eerbied de
gewelddaden der familie Kurt beschrijft, dan ziet men, hoe deze
schrijver vertellen kon, wanneer hij de moeite deed, zich in eene
situatie in te denken. Voor ons buitenstaanders, die het
verlichtingswerk van Bjo
|