de menschen zijn
toevallig; het menschelijke is blijvend. In Ibsen's toevallige menschen
reflecteert zich het menschelijke.
In dezelfde periode ging Bjornson over tot de behandeling van
maatschappelijke vragen in realistische kunstwerken. Wat ons bij het
lezen van deze boeken onmiddellijk treft, is, dat zij voor het
meerendeel een sterk propagandistisch karakter dragen. Daardoor hebben
zij in den strijd van den dag een zeer groote rol gespeeld. Maar
daardoor verliezen zij ook aan blijvende waarde. Bjornson was als
kunstenaar gelijk in andere opzichten een zeer veelzijdig man, maar hij
ontging niet aan de oppervlakkigheid, die dikwijls met veelzijdigheid
gepaard gaat, en het gemak en de snelheid, waarmee hij werkte, zijn aan
zijne kunst niet uitsluitend ten goede gekomen. Voor Noorwegen heeft hij
veel beteekend; langen tijd was hij de meest populaire man van het land,
en voor vele zaken heeft hij geijverd, daaronder voor Noorweegsche
levensbelangen. De onafhankelijkheid van het land heeft in hem altijd
een voorvechter gevonden. Als dichter heeft hij tooneelstukken,
novellen, romans, gedichten geschreven, maar niet minder uitgebreid is
zijne werkzaamheid geweest als dagbladredacteur, als spreker in
volksvergaderingen, als theaterregisseur. Hij had eene ongelooflijke
werkkracht. Maar vraagt men, welke beteekenis zijne werken voor de
wereldlitteratuur hebben, dan valt er van dat alles heel wat af. Een
eigen blik op de levensvragen kan men niet zeggen, dat Bjornson gehad
heeft. In tegenstelling met zijn grooten tijdgenoot, die elke vraag, die
hem bezig houdt, doorgrondt en in een nieuw licht plaatst, stelt
Bjornson er zich mee tevreden, meeningen, die voor hem nieuw zijn, te
populariseeren. Niet het doorgronden der problemen, maar de algemeene
verbreiding van gegeven opinies is zijn doel, en daaraan maakt hij ook
zijn kunst ondergeschikt.
Een voorlooper van Bjornson's 'nutidsdramer' is _De Nygifte_ (De
pas-getrouwden) (1865), een tamelijk onbeduidend stukje, dat echter
levendige scenes bevat en nog wel gespeeld wordt. De groote stroom
begint in 1875 en zet zich tot zijn dood voort. Hiertoe behooren:
_Redaktoren_ en _En Fallit_ (1875), _Kongen_ (1877), _Leonarda_ (1879),
_Det ny System_ (1879), _En Hanske_ (1883), _Over AEvne_, I (1885), II
(1895), _Geografi og Kaerlighed_ (1885), _Paul Lange og Tora Parsberg_
(1899), _Laboremus_ (1901), _Paa Storhove_ (1902), _Daglannet_ (1904),
_Naar den ny vin blomstrer_ (1909). Verte
|