Bittere ervaringen
moet de dichter van _Brand_ gehad hebben, voor hij zoo iets schrijven
kon. Men wordt herinnerd aan zijn verzen: "At digte er at holde dommedag
over sig selv" (dichten is oordeelsdag over zich zelf houden). Preeken
helpt niet; de poeet, die zijn leven lang gepreekt heeft, wordt in
Gregers Werle tot den onpractischen dwaas, die maar blij moet zijn, dat
hij de dertiende man aan tafel is.
En toch--het bloed kruipt, waar het niet gaan kan. Ibsen's geloof
verzaakt zich niet. Opnieuw heeft hij waarheid en toewijding gevonden en
geincarneerd, maar ditmaal niet in eene heldenfiguur, noch in eene
vrouw, die zit te wachten op het wonder,--dat een ander verrichten
zal,--maar in een kind, dat zich in haar eenvoud niet bewust is, hoe
edel zij voelt. In smart over den twijfel van haar vader, om hem het
bewijs te geven van haar liefde, waaraan hij een ongegronden twijfel
heeft uitgesproken, geeft Hedwig zich zelf den dood. Zoo staat ook in
_De wilde Eend_ een ideale figuur, die aan een zaak alles offert,
tegenover een wereld van menschen, wier hooger leven in phrases is
ondergegaan. Maar er is een verschil bij vroeger. Voor het eerst stapt
hier het idealisme van zijn piedestal af en treedt niet op als eischer
maar als levende kracht in een onbedorven gemoed. Het openbaart zich als
offervaardigheid zonder pretentie. En daarmee is de mogelijkheid, om aan
den mensch te gelooven, weer geopend. In de massa verdwijnt het ideaal;
in den enkelen mensch kan het leven, en het leeft overal, waar heele
gevoelens aanwezig zijn. Zoo wordt uit de wanhoop van _Vildanden_ het
geloof opnieuw geboren. En zoo is het begrijpelijk, dat Ibsen's volgend
drama handelt over de mogelijkheid van den mensch, om geadeld te worden.
Voor Ibsen is het realisme een kunstvorm geweest, dien hij beter
behandelde dan een zijner tijdgenooten. Nergens ontmoet men zoo levende
personen als bij hem. Maar nooit is het voor hem een theorie geweest.
Als dichter was hij zich zelf, niet een man van een school. Waar hij
naar het leven teekende, deed hij dat niet, omdat dat op het oogenblik
mode was, maar omdat hij de menschen zoo zag. En wat de
'problemenpoezie' betreft, Ibsen heeft maatschappelijke problemen
behandeld, omdat en voorzoover zij hem belang inboezemden. Maar altijd
is zijn poezie gedragen geweest door eene hoogere gedachte, en daarom
zullen zijne tooneelstukken gelezen worden, wanneer de litteratuur van
den dag zal vergeten zijn. De maatschappij en
|