lden voor het eene en voor het andere ontmoeten.
Geheel onvoorbereid treedt het realisme in deze dagen in Noorwegen niet
op. Onder de oudere schrijvers was er een, en wel een vrouw, die haar
aandacht aan eene bepaalde zijde van het maatschappelijk leven gewijd
had, namelijk aan de positie der vrouw. Dat is Camilla Collett. In 1813
is zij geboren, in 1895 stierf zij. Zij heeft dus het litteraire leven
van bijna de geheele eeuw meegemaakt. Maar pas op rijperen leeftijd is
zij begonnen te schrijven. Haar eerste groote, tevens haar belangrijkste
boek is van 1855; het valt midden in de periode der romantiek.
Camilla Collett was eene zuster van Henrik Wergeland, slechts weinige
jaren jonger dan hij. Toch behoort zij als schrijfster geheel tot een
anderen tijd. Toen zij begon, was hij reeds gestorven. Ook haar
geestesrichting was een andere dan die van haar broeder. Zij is de
ontwikkelde dame uit de beschaafde kringen van die dagen. Zij gevoelt
zich niet aangetrokken tot het wilde leven der patriotten van den tijd,
waartoe haar broeder behoorde; zij heeft meer sympathie voor de andere
clique. Hiermee hangt de reeds vroeger genoemde vriendschap voor
Welhaven samen. In 1841 trouwde zij met P.J. Collett, toen lector in
rechtswetenschap, die in de vroegere twisten tot Wergeland's
tegenstanders had behoord. Niettegenstaande den afstand in
levensopvatting, die haar van haar broeder verwijderde, heeft zij
sympathieke karakterschilderingen van hem gegeven.
Op raad van haar man begon zij te schrijven, feuilletons in een dagblad
(den Constitutionelle), en in denzelfden tijd ontstonden enkele korte
vertellingen, die later uitgegeven zijn. Na den dood van haar man in
1851 maakt zij ernst met het schrijvershandwerk, en dan verschijnt in
1855 haar hoofdwerk _Amtmandens Dotre_, het eerste der talrijke Noorsche
boeken, die aan de vrouwenzaak gewijd zijn. Behalve deze
maatschappelijke beteekenis heeft deze roman waarde voor de
litteratuurgeschiedenis als het beste prozawerk uit die dagen. Met
tusschenpoozen heeft Camilla Collett daarna uitgegeven: _Fortaellinger_
(1861), _I de lange Naetter, Sidste Blade_ (3 verzamelingen 1868-73),
_Fra de stummes Leir_ (1878), _Mod Strommen_ (1879). Op den duur neemt
zij een steeds meer naar het uiterste gaand standpunt in; terwijl haar
eerste roman opkwam voor de liefde--in plaats van conventie--als
grondslag voor het huwelijk, maar overigens tegen de bestaande
verhouding tusschen man en vrouw niets hee
|