ezelfde
verrassende sprongen van geest. Maar Vinje's boek is rijper; men kan
zien, dat het door een man van ervaring geschreven is, en dat zijn
geestigheid minder de vrucht is van jeugdige opgewondenheid en overmoed
dan van den dubbelen blik, waarop hierboven reeds de aandacht gevestigd
werd.
Een eigenschap, waardoor Vinje zich van zijn tijdgenooten in hooge mate
onderscheidt, is zijn uitgesproken realisme. Dit kan onder meer blijken
uit de kritiek, die hij in 1859 schreef op Bjornson's _Arne_ (de tweede
dorpsvertelling). Die kritiek heeft vele gebreken, maar in een verwijt
heeft de geschiedenis hem recht gegeven, namelijk hierin, dat Bjornson
de boeren niet goed kende en hun gevoelens toedicht, die aan de
stadsmenschen van dien tijd ontleend zijn. Vinje stond in die dagen met
dat oordeel alleen. Wel moet hier in aanmerking genomen worden, dat
Bjornson's boeren en Vinje's boeren niet dezelfde menschen zijn. Het
verschil tusschen een rijken boer, die eene hoeve bezat, en een
_husmand_, tot wier klasse Vinje behoorde, was misschien even groot als
dat tusschen een stadskoopman en een arbeider, maar toch vormen de
boeren, groote en kleine, tegenover ambtenaren, waartoe ook de
predikanten behooren, uit wier stand Bjornson is voortgekomen, een kring
met bijzondere kenmerken, en deze kende Vinje. De groote boeren zag hij
niet met vriendelijke oogen aan; misschien heeft hij ze ook niet altijd
billijk beoordeeld, maar wanneer hij in _Ferdaminni_ en elders hun
zwakke zijde laat zien, dan geeft hij toch werkelijkheidsbeelden en geen
romantiek.
Overigens was litteraire kritiek niet het fort van Vinje, en dit is ook
zeer begrijpelijk. Vinje was subjectivist en mensch van stemming; wat
hem sympathiek was, kon hij waardeeren; ontbrak de sympathie, dan
ontbrak ook het vermogen, om te verstaan. Op eigenaardige wijze is dit
onder anderen gebleken in zijn uitingen over Ibsen's _Brand_. In de
dagen, toen hij zich pas in Kristiania ophield, heeft hij een korten
tijd met den toen nog jeugdigen Ibsen samengewerkt. De beide dichters
hadden elkander leeren kennen in Heltberg's studentenfabriek, die in
dien tijd door iedereen bezocht werd, die student wilde worden en niet
den gewonen weg wilde of kon gaan. Zij hebben toen in het jaar 1851 te
zamen met nog een derden man, Botten Hansen, een blad uitgegeven, dat
eerst naar eene vignetteekening den naam _Manden_ (De Man) kreeg en
later omgedoopt is tot _Andhrimnir_ (de naam van den kok in Valho
|