risch is.
Inderdaad zijn ook naast enkele prozastukken, vooral naast _Ferdaminni_,
Vinje's lyrische gedichten de beste voortbrengselen van zijn geest. Tot
de lyriek moet ook gerekend worden de zoo even genoemde cyclus
_Storegut_. Wat de compositie betreft, kan men _Storegut_ vergelijken
met _Arnljot Gelline_ of met Runeberg's _Faenrik Staals Saegner_: het is
een groep lyrische en tevens vertellende gedichten, gegroepeerd om een
historische persoon of gebeurtenis. Voortgang is er eigenlijk niet in
het gedicht; de opmerking is wel gemaakt, dat sommige stukken zeer goed
zouden kunnen gemist worden of op eene andere plaats staan, zonder dat
de werking van het geheel daardoor geschaad zou worden. Ook de
karakteristiek van Storegut gaat weinig in bijzonderheden; hij is sterk
en goedmoedig; hij heeft het dikwijls hard te verantwoorden, maar hij
kent ook oogenblikken van vreugde; hij komt door verraad van een
valschaard om. Maar de gedichten worden hierdoor bijeengehouden, dat zij
voor het meerendeel stemmingen van een persoon schilderen. En er zijn
ware meesterstukken onder.
Wanneer Vinje in andere litteraire genres zijn kracht beproeft, dan
schiet hij te kort, dan blijkt het, dat het hem zoowel aan psychologie
als aan inzicht in de eischen der compositie ontbreekt. Aan Vinje kan
men een onderscheid bestudeeren, dat dikwijls over het hoofd wordt
gezien, het onderscheid tusschen dichter en kunstenaar. Dichter was hij
in hooge mate, kunstenaar in zeer geringe. Onmiddellijkheid bezat hij in
dien graad, dat hij alleen daarom een genie mag heeten. Hij bezat ook
oor voor den klank van de taal. Maar hij bezat niet het overleg, het
inzicht in de eischen der kunst, dat noodig is, om eene stof zoo te
verdeelen, dat de onderdeelen tot hun recht komen. En hij had daartoe
ook niet het geduld. Wat hij schreef, drukte hij af; voor herzien bleef
geen tijd over. En het kan ook niet verwonderen, dat een dichter, zoo
subjectief als Vinje, die _Brand_ voor een farce aanziet, geen
psycholoog was. Het gebrek aan deze eigenschappen kon door geen
theoretiseeren over de kunst, waar Vinje zich somtijds, ofschoon op
wonderlijke wijze, aan overgeeft, worden vergoed. Vinje heeft een drama
geschreven, _Olav digre_, dat niet uitgegeven is, maar waarvan de
proeven, die zijn biograaf meedeelt, zoo verbijsterend zijn, dat men
zich afvraagt, hoe een dichter van dezen rang zulke platheden heeft
kunnen schrijven. De verklaring ligt hierin, dat hij ook zich zelf
|