haar ontstaan
een paar schrijvers van den allereersten rang het tot voertuig hunner
gedachten gemaakt hebben.
De schepper van het landsmaal is eigenlijk een man geweest, Ivar Aasen,
een boerenzoon uit Zuid-More (een landschap op de Westkust), die zijn
jeugd in groote armoede heeft doorgebracht en als zoovele beroemde
Noorweegsche schrijvers zich door ontberingen een weg heeft moeten
zoeken. Aasen was een grammatisch genie. Als autodidact kwam hij zonder
hulp van anderen tot de ontdekking, dat het dialect, dat hij sprak, de
voortzetting was van die taal, die eeuwen geleden in Noorwegen gesproken
_en geschreven_ werd, en die eene schoone letterkunde had voortgebracht.
Eerst schreef hij van dat dialect eene grammatica (1841); daarna stelde
hij zich een breedere taak, namelijk het bewerken eener spraakkunst van
de Noorweegsche volkstaal: _Det norske Folkesprogs Grammatik_ (1848, in
tweede uitgave van 1864 betiteld _Norsk Grammatik_), waarop een
woordenboek volgde: _Ordbog over det norske Folkesprogs_ (1850; later
_Norsk Ordbog_ 1873). Hierin is ook de woordenschat der andere dialecten
opgenomen. Nu ontbrak er nog maar aan, uit die dialecten eene algemeene
taal te scheppen, waarin wel het Westlandsch overwoog, maar toch ook uit
andere dialecten zou worden opgenomen, wat algemeen verstaan kon
worden. Zulk een taal heeft Aasen geschapen en in zijn geschriften
gebruikt. Anderen volgden zijn voorbeeld; er ontstonden vereenigingen
voor 'maalstraev' (_straev_, het streven, werken voor iets), en het doel
werd op den duur, deze taal te maken tot de eenige, die in Noorwegen
burgerrecht had, en haar het Deensch-Noorsch te laten verdringen.
Het is natuurlijk gekomen tot een strijd tusschen de aanhangers van het
landsmaal en het bymaal ('stadstaal'). De invloed van dien strijd op het
bymaal is geweest, dat ook deze taal zich in een nog sneller tempo in
nationale richting ontwikkeld heeft, dan misschien anders het geval zou
zijn geweest. De tegenstelling is daardoor een gansch andere geworden
dan die, welke een paar tientallen jaren vroeger bestond in den boezem
van het toen alleenheerschende Deensch-Noorsch. De vraag was toen:
aansluiting bij Denemarken of eigen ontwikkeling? Thans willen beide
talen Noorsch zijn, maar de aanhangers van een van beide talen ontkennen
het Noorsch karakter der andere, terwijl die der andere (van het bymaal)
den nadruk leggen op het willekeurige, dat er in eene gemaakte taal is.
Van tijd tot tijd ontsta
|