mstreeks 1830 in
den strijd tusschen Wergeland en Welhaven tot uiting was gekomen, was
van karakter veranderd. De volksromantiek had de Denenvrienden tot een
bij uitstek nationale partij gemaakt, en van de andere zijde hadden vele
patriotten van de oude soort hun vaderlandsch gevoel onder zekere
reserves tot de broedervolken uitgestrekt, en zoo was dan het
Skandinavisme geboren. Anti-Deensch was men nog, waar het er op aankwam,
een overwegenden invloed van Deensche instellingen tegen te gaan. In de
zaken, bij voorbeeld, die het theater betroffen, hebben Ibsen en
Bjornson, beide anders groote vrienden van Denemarken, heftig gestreden
voor het bevorderen van Noorsche kunst en het weren van Deensche
tooneelspelers. Op gelijke wijze was men op bepaalde punten--al zulke,
die het bestuur van het land aangingen--anti-Zweedsch. Maar deze dingen
beschouwde men bij voorkeur als interne geschilpunten, die niet
meetelden, wanneer de familie der 'broedervolken' tegenover vreemden
kwam te staan. Hier trok men een lijn en stelde men zich ook voor, als
een man te staan. Naast het bijzonder-Noorweegsch patriottisme
ontwikkelde zich dus zeer sterk een Skandinavisch patriottisme; slechts
eene kleine minderheid, die in die jaren niet zeer luid sprak en
waarnaar nog minder geluisterd werd, wees de toenadering tot Denemarken
en Zweden van de hand. In de beide andere landen ontwikkelden zich in
die jaren gelijksoortige gevoelens, en deze werden versterkt door de
gebeurtenissen in naburige landen, met name de sterke machtsontwikkeling
van Pruisen, waarvan men gemeenschappelijke gevaren duchtte. Met het
ideaal van Noorwegens zelfstandigheid lieten deze gevoelens zich
vereenigen in de voorstelling van drie zelfstandige staten, die elkander
naar buiten zouden steunen, terwijl zij hun onderlinge betrekkingen in
vrijheid zouden regelen. Het enthousiasme voor het Skandinavisme uitte
zich in feestelijke bijeenkomsten zooals de hierboven (p. 40) genoemde
studentensamenkomst te Upsala in 1856, waarbij Bjornson tegenwoordig
was.
Toen kwam het jaar, waarin de broederlijke gevoelens de vuurproef zouden
doorstaan. In 1864 begon Pruisen den oorlog tegen Denemarken. Ofschoon
Karel XV den wensch koesterde, het aangevallen land te hulp te komen,
werd door de regeeringen in Stockholm en in Kristiania anders besloten,
en het Noorsche Storting hield zich rustig. In het Studentenverbond
echter besloot men, een adres aan de Deensche studenten te zenden, ten
einde
|