en eb en misschien later nog zal
kunnen elpen, wie weet hoe, op een of andere manier, met de opvoeding
van uw kind, bij voorbeeld, nu oop ik toch dat gij bij gelegenheid ook
wel iets voor mij zult willen doen?"
"Zeker, miester, mee plezier. Wa est't?" vroeg zij verwonderd.
"Een woordje voor mij ten beste spreken bij mevrouw de barones
d'Hautmont, opdat zij aan aren vader den burgemeester zou vragen of mijn
pensioen-jaarwedde als rustend oofd-onderwijzer niet wat ver-oogd zou
kunnen worden, sprak hij deftig, meteen fiks opstaande.
"'K zal 't doen, miester, 'k zal't heur vroagen van as ik heur weeromme
zie," antwoordde Rozeke eenigszins verbauwereerd.--"Moar 't en zal toch
mijn schuld nie zijn, as 't er nie mee 'n helpt, miester...."
"Natuurlijk niet, natuurlijk niet, dat spreekt van zelf," zei hij
tevreden. "Het eenige wat ik van u verlang is dat ge 't niet vergeten
zoudt."
"Ge meug gerust zijn, miester, 'k beloof het ou, 'k'en zal 't nie
vergeten."
Hilairken, in zijn wieg ontwaakt, begon eensklaps te schreien. Rozeke
nam het er sussend weer uit en de oude meester keek het kleintje even
vriendelijk aan.
"Weet ge wat we later van dien kerel zullen maken?" riep hij opgeruimd.
"Een flinken onderwijzer!... en dat zal er waarachtig wel een zijn die
't aan degelijke bescherming niet te kort zal schieten."
"'K weinsche dat 't woar woare, miester; 'k zoe hem veel liever
schoolmiester as boer zien worden," zei Rozeke met een kleur van hoop en
vreugd.
Het kleintje op den arm leidde zij den ouden onderwijzer tot op den
drempel en stond hem daar nog even na te kijken, terwijl hij fiks en
stijf en netjes, zijn zwart rond hoedje op de grijze haren, met
afgemeten pasjes door den boomgaard stapte. Het trof haar dat zijn
achterhoofd zoo groot was en zij dacht dat daar wel zeker heel veel
wijsheid en verstand in stak.
Aan 't hekje keek hij nog eens om, en knikte glimlachend en groette,
zijn hoedje even voor haar oplichtend, als een welopgevoed heer.
* * * * *
XIV.
Nu het was uitgemaakt dat de merrie geen veulen verwachtte, werd het wel
van belang geacht, dat zij er zoo spoedig mogelijk een zou krijgen.
Zoo'n schoon gezond veulentje, het groeide zonder al te groote zorg en
moeite naast de moeder op, en 't bracht een aardig sommetje geld op,
wanneer het zoo als achttienmaander of twee-jaartje op de markt verkocht
kon worden.
Er werd over beraadslaagd. Boer Dons en vad
|