man met het fluweelen kussen.
De voorschepen, na den graaf de sleutels der poorten te hebben
aangeboden, begon eene lange redevoering waarin hij den vorst, in naam
der stad, hulde bewees en verkleefdheid beloofde, evenwel in
eerbiedvolle woorden zijne bescherming inroepende tegen degenen die de
vrijheden of de rechten der poorters van Brugge zouden willen schenden.
De graaf gaf hem een minzaam antwoord en behandigde hem opnieuw de
sleutels die toch, zeide hij, aan niemand beter konden worden
toevertrouwd dan aan de bestuurders zijner beminde en verkleefde stad
Brugge zelve; maar aangaande de zinspeling op het eerbiedigen der
rechten en vrijheden antwoordde hij niets en deed alsof hij dit gedeelte
der redevoering niet had gehoord.
De schepenen bemerkten deze achterhoudendheid met zekere treurnis, en
zij daalden half mismoedig de trede af.
Dan verschenen de leden der geestelijkheid voor den vorst. Op de
aanspraak, hem door den proost van St-Donaas toegericht, betuigde hij
zijnen innigen wensch om in alle omstandigheden de Kerk en hare dienaars
niet alleen te beschermen maar tevens hoog te vereeren en mildelijk te
begiftigen.
Na den proost van St-Donaas, bood de abt van het klooster Ten Eeckhout
zich aan om den graaf hulde te bewijzen en zijne goedwilligheid voor dit
belangrijk gesticht in te roepen.
Graaf Karel, die het klooster Ten Eeckhout eene bijzondere gunst
toedroeg, onderhield zich lang met den abt en hij was nog bezig met
spreken toen, eensklaps, een hevig en vreemd gerucht hem kwam
onderbreken en hem met verstoorden blik deed rondkijken Wie was er
vermetel genoeg om in zijne tegenwoordigheid zulk oneerbiediglijk
geschreeuw aan te heffen of te veroorzaken?
Hij zag aan de eene zijde der Markt, niet verre van de trede, eenige
poorters verschrikt wegvluchten, terwijl daar ter plaatse vele Kerels
tot eenen hoop te zamen liepen. Twee naakte zwaarden glinsterden hem in
de oogen. Hij zag eenen man wien bloed van de wang afliep en die met
eene reuzenstem den noodkreet "haarop! haarop! hulp! hulp!" over de
Markt deed hergalmen[33].
Onmiddellijk waren eenige ridders toegesneld om de ruststoorders tot
stilte te dwingen; maar de Kerels hielden hen terug met de woorden
"kamp! kamp!" waardoor zij wilden betuigen dat daar een twist werd
beslecht waarmede niemand zich te bemoeien had.
Vooraleer de graaf, die van gramschap sidderde, eenige bevelen kon
geven, bliksemden de uitgetogen zwaarden door de lucht en e
|