verloren, Marten! Schade genoeg! Maar ge
zijt nog jong en kunt beiden nog veel inhalen van hetgeen gij verzuimd
hebt. Geef mij de hand, knaap, keer u naar 't venster in het licht,
en laat mij in uwe oogen zien!"
Hierop draaide hij Marten naar het licht, legde de rechterhand op
zijn hoofd, keek hem in de oogen en zeide: "Marten, ge hebt een'
braven vader, luister naar hem; leer nog veel en ... vergeet God
niet! Gij kunt en zult een groot man worden, als ge dat doet! Dag
Marten! De Heere zij met u!"--
Meester gaf hem de hand en schreiende verliet Marten het
schoolgebouw. Ook ik stak de hand uit en de oude man weigerde niet
deze aan te nemen; maar hij draaide mij niet naar het licht; hij legde
zijne hand ook niet op mijn hoofd; maar zei alleen: "Kom over een paar
jaar eens bij me terug dan zal ik ook uwe toekomst voorspellen!"--
Hij drukte mij flauwkens de hand en sprak: "Dag, Huib! Vergeet deze
ure nooit ofte nimmer! Vaarwel!"--
Buiten de school stond Marten op mij te wachten en zijne eerste vraag
was: "Wat heeft hij u voorspeld?"
"Niemendal," antwoordde ik en haastte mij om thuis te komen. Ik ging
's avonds vroeg naar bed en viel weenende in slaap.
In de drokte van de volgende dagen vergat ik de ontmoeting bij den
meester geheel en al en dacht slechts aan het vrije leven op zee.
Des Dinsdags na den noen zouden wij vertrekken en toen ik om half negen
in den morgen van dien dag nog even bij grootje afscheid ging nemen,
hoorde ik, terwijl ik de Voorstraat overstak, mijnen naam noemen. Ik
keek om en zag het "Kregelige Mennonietje" op mij afkomen.
"Ga-je naar zee, Huib?" vroeg hij gejaagd.
"Ja, wat is er van? Wou-je mee?"--
"o, Geerne; maar ik en mag niet. Ik moet lijndraaier worden, weetje!"--
"Nu, ieder zijn meug; maar ik zou je kostelijk bedanken!"--
"Ja, Huib, ik bedank ook wel; maar Vader zegt dat ik moet en dan
helpt het niet of ik al bedank! Is het prettig op zee?"--
"Dat moet wel waar zijn! maar ik en heb daaraf geene
ondervinding!"
"En wil-je dan toch zeeman worden?"--
"He, waarom niet? Dol graag!"--
"En ik moet lijndraaier worden en ik weet dat het in de lijnbaan niet
prettig is!" zeide Witte zuchtende.
"Loop stilletjes met ons mee, jongen!" zei ik.
"Meeloopen, neen, dat nog niet! Eerst moet ik nog een paar jaren
schoolgaan, en dan, dan,--als ze me willen doopen, dan word ik
zeeman!"--
"Ei wat, dat doopen zal wel terecht komen," antwoordde ik. "En dan
een matroos is niet en
|