FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48  
49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   >>   >|  
omt; maar als je dan vraagt: "Wie is die Hans?" dan kennen ze hem evenmin als jij dien poeet Jacob Van Maerlant kent, weet-je! En wij houden er hier aan boord van, dat ieder zoowat zijn soort zoekt. De pluimgraaf moet geen kameraadschap maken willen met den schipper en de barbier niet met den kapitein, weet-je! Wat mij betreft, ik ben hier aan boord zooveel als schipper en ik heet Pieter Pietersz. Hein, als je 't niet en weet! En nu, zoekt wat te doen, ik wil je groeten; want ik heb ook mijn werk! Adjuus!"-- "Wat 'n aardig man is dat! Die lijkt me!" zeide Marten. "Dat wil ik wel gelooven," antwoordde ik. "Hij heeft je ook schoon gevleid; maar op mij schijnt hij een pik te hebben, net als die oude Brielsche schoolmeester. Kan ik het helpen, dat mijn Vader maar matroos is!"-- "Nu, maar daar zeide hij ook niemendal af! Hij vroeg je alleen maar of je kon lezen, schr...." "Och, loop jij naar de Mookerheide! Begin-je ook al van dat lezen, schrijven en rekenen te snappen. Als jij dan zooveel weet, laat me dan maar links liggen!" gaf ik zeer verstoord ten antwoord. "Je bent boos, Huib, maar dat kan ik niet helpen! Ik heb je niets in den weg gelegd, wel?" Ik zweeg en keerde mij om; want ik was, o, zoo nijdig, en al weer niet op mij zelven, maar op den ouden schoolmeester, op "Kregel Mennonietje," op Marten, op Pieter Pietersz. Hein, ja, op heel de wereld. Alleen op mij zelven was ik het niet! Ze hadden allen het land aan mij dacht ik. "Ben-je heusch boos, Huib?" vroeg Marten vriendelijk en ging lachende voor mij staan. Nu werd ik nog njjdiger, en ik dacht, dat hij me uit valschheid uitlachte en daarom zeide ik: "Zeker ben ik boos! Maar zoo 'n voornaam kapiteinszoontje is veel te deftig en te rijk voor den jongen van een arm matroos, die op de Oostzee vaart! Ga maar weg en maak maar kameraadschap met een ander; ik ben veel te gemeen voor je!"-- Zonder nog een woord te spreken ging Marten thans werkelijk heen, en wel om zich bij zijnen vader over mijne onvriendelijkheid, te beklagen. Den ganschen dag zag hij niet meer naar mij om en toen ik 's avonds nog "genacht" wilde zeggen, was hij al in de hut van den schipper, waar ook hij zijne kooi had.-- "Ruzie gehad, kameraad?" vroeg een jong matroos met een heel ongunstig uiterlijk. "Ja, man, 't is kwaad kersen eten met de groote lui, ze gooien je met de pitten! Toen ik aan boord kwam, dat is nu zes jaren geleden, had ik ook zoo'n mooien kameraad medegebracht; maa
PREV.   NEXT  
|<   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48  
49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   >>   >|  



Top keywords:

Marten

 
schipper
 
matroos
 

zelven

 
helpen
 
schoolmeester
 
kameraadschap
 

kameraad

 

zooveel

 

Pietersz


Pieter
 

njjdiger

 

uitlachte

 

valschheid

 
groote
 
voornaam
 

deftig

 

kersen

 

jongen

 
kapiteinszoontje

daarom
 

pitten

 

medegebracht

 

mooien

 
hadden
 

wereld

 

Alleen

 
geleden
 

gooien

 
lachende

vriendelijk
 

heusch

 

ganschen

 

beklagen

 

onvriendelijkheid

 
avonds
 

genacht

 

zeggen

 

zijnen

 
gemeen

uiterlijk

 

Zonder

 

ongunstig

 

Oostzee

 
spreken
 

werkelijk

 

schrijven

 
betreft
 

kapitein

 

barbier