onze macht ter zee was het al vast gedaan geweest en,
als we die moeten missen, dan is liet met ons land mis. Op de zee
ligt onze welvaart; op de zee ligt ons bestaan;--op de zee ligt ons
alles! De Zee is de bruid van ons Gemeenebest, en wee ons, als die
bruid door eenen driesten vijand ons ontnomen wordt!
HOOFDSTUK IX
Naar Zee! Naar Zee!
Na de schitterende overwinning bij Duins kon een groot gedeelte van
de oorlogsvloot, waaronder ook vele koopvaarders waren, naar de havens
terugkeeren, of hunne reizen naar Oost en West hervatten.
Rust kwam er evenwel niet; want de Duinkerkers waren er nog met
hunne roofschepen, en, al zei ook heel de wereld, dat wij de eerste
mogendheid ter zee waren, daaraan stoorden deze luiden zich niet, ja,
't was of ze met den dag brutaler werden.
Onderwijl wij voor Duins lagen hadden zij hun kans waargenomen, en ze
waren aan het rooven getrokken, dat het een aard had. Op een enkelen
dag maakten ze eens elf schepen prijs. Ze kwamen zelfs tot voor Aland
in de Bothnische golf, namen daar een Nederlandsen oorlogsschip en
vier koopvaarders en sleepten uit de baai van Shetland nog vier onzer
oorlogsschepen mede.
Het gebeurde dat er wel zestig Duinkerker-kapers te gelijk in zee
waren.
Nu deed Tromp wel wat hij kon om dien luiden dat rooven, plunderen
en moorden af te leeren; maar hij kon toch met zijne vloot niet op
alle plaatsen te gelijk zijn. En toch, hoe akelig en naar het voor
onze kooplieden was zoo telkens bestolen te worden, toch houd ik
vol dat ze die Duinkerksche baasjes wel eens mochten gaan bedanken,
inplaats van ze te verwenschen.
Weet je waarom?
'T is anders zoo duidelijk en klaar als een lantaarn in het donker.
Door die slimme en dappere Duinkerkers telkens gefopt, moesten we op
het laatst ook wel slim en dapper worden, of we wilden of niet! We
werden, als ik het zoo eens zeggen mag, zoo glad als een aal, zoo
slim als een vos, zoo brutaal als een wolf en zoo dapper als een leeuw.
De geest van Tromp is in velen gevaren, en er is nooit een
schoolmeester geweest, die zijnen discipelen zoo goed zijne schrijfhand
leerde namaken, als Tromp zijnen kapiteins zijne manier van oorlog
ter zee voeren!
Laat Witte Cornelisz. De With maar eens toekijken als we aan het
vechten gaan, dan zal hij zien van wien de onderbevelhebbers meer
geleerd hebben, van hem of van Tromp.
Die eene Brielsche kwajongen is meer dan de andere, de roem van zijne
stad en de eer van zijn Land
|