nu niet kon, dat
kon niet, en men moest een ander zoeken.
Douwe Aukes dan?
Douwe Aukes? Wie was dat?
Wel, hij was op het oogenblik in 't Vaderland om zijn schip, dat
zwaar geleden had, te laten herstellen. Dat was anders een man! Had
hij De Struisvogel in het gevecht onder De Ruyter tegen Ayscue,
niet door zijn moedig gedrag behouden? Wat zou er van het schip en
de bemanning geworden zijn, als hij,--toen hij van alle zijden door
den vijand werd aangetast en het volk den moed verloor,--niet met
eene brandende lont naar de kruitkamer gesneld was en gezegd had:
"Houdt moed jongens, houdt moed! Als we 't niet meer houden kunnen,
dan zal ik met deze lont u den weg wijzen, dien we bewandelen moeten
om niet schandelijk gevangen genomen te worden!"--
Ja, die Douwe Aukes was een flinke kerel, maar ... zoo jong, zoo
onervaren!
De wakkere Jan Van Galen dan? Had deze in den gedurigen krijg tegen de
Turksche zeeroovers niet getoond dat men op hem vertrouwen kon? Hij
was niet jong meer; zijn beleid was zoo groot als zijn moed! Waarom
hem niet?
Ja, Jan Van Galen zou een uitmuntend opperbevelhebber zijn; maar er
was op staanden voet iemand noodig en hij kruiste met eene vloot in de
Middellandsche zee om de Hollandsche koopvaarders tegen de Engelschen
en de Turken te beschermen.
Witte Cornelisz. De With dan? Die was met een smaldeel in de
Noordzee. Hem hadden ze dadelijk bij de hand! En zeg eens dat deze
geen moed had! Was er een op de vloot, die durfde wat hij waagde
te doen? Had hij zijn Vaderland niet boven alles lief? En zoo hij
vroeger ook al blijken had gegeven, dat hij meer moed dan beleid
bezat, hij was een jaartje of wat ouder geworden en zou nu wel een
weinig bedaarder zijn!
Ja, dat alles was wel waar, zeker, zeker, maar....
Nu maar?
De matrozen, ja, zelfs de kapiteins haten hem!
Tut, tut, dat zal zoo erg niet wezen, als ze wel roepen, Die zeelui
zetten er altijd een stukje aan. Me dunkt, we konden het met hem wel
eens beproeven!--
Het werd beproefd en 't Kregelige Mennonietje, de man, die geene
vrees kende, die goed en bloed voor 't Vaderland veil had, die, al
had hij tien levens, ook tien levens zou willen opofferen om zijn
Land groot te maken, zag de stoute wensch van zijne jeugd vervuld:
hij was bevelhebber eener vloot!
"Waar onze Ammiraal toch zoo lang blijft?" zeide op zekeren dag
Adriaan tegen Huib.
"Dat weet de Hemel! Als die landkrabben hem maar geene kool gestoofd
hebben!"
"Hoe
|