wat
ik van de Ammiraliteit van de Maze gekregen heb voor het neerhalen
van de Engelsche vlag?"
"Neen! Een toebacks-doos?"
"Ik en drink geen toeback! Neen, vijfhonderd gulden!"
"Vijfhonderd gulden? Maar, Huib, dan ben-je een rijk man! En wat zal
je er mee doen?"
"Die breng ik naar Maassluis bij eene goede vriendin van me om ze
voor me te bewaren!"
"Bij eene goede vriendin! Huib, Huib! Vroeg-je daarom of ik getrouwd
was? Zoo'n oude paai! Hij is bang dat ik hem zijne vriendin onder de
hand ontfutselen zal! Huib! Huib!"
Op deze wijze werd het gesprek voortgezet tot ze te Maassluis kwamen
en daar een eenvoudig huisje binnentraden.
"Goeden morgen, vrouw Lanoy! Is je dochter thuis?"
"Ik en weet niet, ik, mannen, mijne dochter.. maar.."
De dochter had evenwel de stem van Huib gehoord en kwam uit het
schuurtje, dat bij de achterdeur was, in haar werkpak te voorschijn.
"Dag Huib! dag Jonge Kees!" zei ze.
"Dag Adriana!" sprak Huib en Jonge Kees bromde dien naam na, doch stond
heel vreemd op te kijken, dat een meisje, dat hij, zoover hij wist,
nooit gezien had, zijnen naam kende. Toch kwamen die gelaatstrekken
hem wel bekend voor, maar ...
"Komt binnen, komt binnen! je treft het, moeder heeft net de koffie
gezet!"
Die stem kwam Jonge Kees ook bekend voor. Maar waar kon hij die
Adriana gehoord of gezien hebben?
"Nou, even willen wij wel binnen komen; maar ik en heb niet veel tijd
en deze jonge borst ook niet. Wij moeten vanavond nog te Rotterdam
zijn, zie-je!"
"Kom, kom, een bakje troost nemen, daarvoor is er toch tijd genoeg
zou ik meenen! Maar ik en wist niet dat je me zoo gauw zou komen
opzoeken! Er is toch geene zwarigheid, wel?"
"Nou, zwarigheid neen en ja! Mijne zakken zitten tot berstens toe vol
met guldens, die ik gekregen heb voor het afhalen van de Engelsche
vlag. En daar ik zonder maagschap ben en niet en weet waar ik dat
geld veilig zal laten, zoo kom ik vragen of ik het jou geven mag. Ik
en heb het niet noodig!"
"Welzeker, we willen het dolgeern voor je bewaren, nietwaar moeder?"
"Ja, ja, kind, dat willen we! Daar boven in dat kastje in eene kous
of in die oude pulle daar op het kabinet!"
"Bewaren?" roept Huib, "neen, dat meen ik niet! Ik geef het jelui om
het te gebruiken!"
"Jaantje, is dat die Huib Maerlant, die je aan boord zoo goed opgepast
heeft, toen je dat schampschot aan je been gekregen hadt?"
Jonge Kees sprong op! Thans wist hij wie dat meisje was en naar het
|