FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   >>  
t was er overigens even zonnig en even heet als op het strand. De tijd om te wandelen was voor de Hagenaars nog niet aangebroken. Tegen eene der hoogten op eene steenen bank, tusschen het kreupelhout in, zat echter toch nog een man, dien we van den weg, en nog minder van het strand af, niet zoo aanstonds konden ontdekken. Hij zit zoo dat hij de zee zien kan; al het andere is hem geheel onverschillig. Zoo op den gis geven we dien grijze een zeventig jaar hoewel hij voor dien leeftijd wel wat kras schijnt te zijn. Hoe lang de oude daar al gezeten had, wist hij misschien zelf niet, en hij zou nog geen haast gemaakt hebben om op te staan indien niet eene kloeke vrouw van ruim dertig jaren hem was komen roepen. Drie van hare kinderen waren haar gevolgd en rolden nu van het duin af dat het een aard had. Een visscher, die langs den weg naar huis keert, zingt. Dat hoort de jongste van de drie kinderen en de handjes naar den ouden uitstekende, roept het: "Grootvader, ook zingen!" "Zoo dreumes, moet ik weer aan den slag, ja?" "Stil, Betje, laat grootvader met rust. Het is nu te warm!" zegt de vrouw. "Jaantje, Jaantje denk-je dan dat het zonnetje me hindert? Oude katten en oude mannen varen er wel bij, ja! Kom jij maar hier, kind!" Betje zit op de knieen van den ouden man en deze zegt: "Nou zal ik het liedje eens zingen, dat ik met je vader gezongen heb op den weg van Maassluis naar Rotterdam. We hadden toen een matroosje van onze kennis opgezocht! Niet, Jaantje?" "Grootvader Huib zet er stukjes aan, kinderen, hij zegt wel eens meer wat om me te plagen!" antwoordt de vrouw en hierop begint Huib met eene sterk bevende stem te zingen: "Wat zongh het vrolyck vogelkyn, Dat in den boomgaert zat?" en zoo ging het voort tot hij bleef steken midden in den regel: Wy zaeien noch wy maeien nyet Wy teeren op.... "Jaantje, Jaantje, daar komt De Marten Harpertsz. Tromp aan! Komt, kinderen, nou naar huis!" "Langzaam gaat zeker, grootvader! Niet te wild! Je zal er wel komen!" zegt de vrouw. "Ja, Jaantje, kind, ik heb mijne tanden overleefd, hoor! Maar, dat is niemendal! Een mensch moet toch eens oud worden en...." "Stil, grootvader, niet zulke praat! Je kan nog lang genoeg leven. Jonge Kees en ik zullen immers alles doen wat we kunnen om je 't leven zoo prettig en pleizierig te maken? Jan, geef grootvader eene hand!" Jan is een jongen van een jaar of negen en de oudste van de drie
PREV.   NEXT  
|<   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   >>  



Top keywords:
Jaantje
 

grootvader

 
kinderen
 
zingen
 

Grootvader

 

strand

 

zonnig

 

vrolyck

 

zaeien

 
bevende

vogelkyn

 

boomgaert

 
midden
 
steken
 
Rotterdam
 

hadden

 
Maassluis
 
gezongen
 

liedje

 

matroosje


stukjes

 

plagen

 

antwoordt

 

hierop

 

kennis

 
opgezocht
 
begint
 

zullen

 

immers

 

overigens


worden
 
genoeg
 

kunnen

 

jongen

 
oudste
 
prettig
 

pleizierig

 

mensch

 

Harpertsz

 
Marten

maeien

 

teeren

 

Langzaam

 
overleefd
 

niemendal

 
tanden
 

roepen

 

dertig

 

indien

 

kloeke