s
door den vijand genomen waren.--
Admiraal Tromp wist zich gelukkig met die uit de Wielingen te
vereenigen zonder door de Engelschen daarin verhinderd te worden. Nu
was het nog maar te doen om De With uit Tessel te krijgen.
Als hij aangevallen werd zou hij zich maar verdedigen, meer niet.
En hij werd aangevallen, en uit de verdediging ontstond een gevecht.
De With hoorde het gebulder van het geschut; hij schudde zijne
lange hoofdharen in den nek als een leeuw zijne manen en beklom
zijn smaldeel.
De wind was pal tegen en stond op de kust!
"Dan maar tegen den wind in! Vooruit!"
De eb, waarmee hij moest uitloopen viel in den nacht in!
"Er is geen helpen aan, het moet! Ginds moeten we zijn!"
De volle maan kroop weg achter de wolken waaruit een fijne regen viel.
"Wij zullen ons morgen wel droogvechten! Het Vaderland houdt de oogen
op ons gevestigd!"
Er waren geene loodsen, die hem met zulk weder in zee durfden brengen!
"Dan zal ik mijn eigen loods zijn! Voorwaarts! Voorwaarts! Goede Vaer
Tromp wacht ons!"
De tonnen waren weggenomen; hij zou zijne eigen schepen omhoog varen.
"Dan zal ik tonnen maken! De visschersschuiten met lantaarnen en
toortsen voorzien moeten ons vooruitzeilen en in twee rijen de
banken in het Spanjaardsgat afzetten! Voorwaarts! Voorwaarts! De
koningsmoorders moeten met Witte aan den dans! Van Galen moet gewroken
worden! Voorwaarts!"
Daar gaat de leeuw van het koude noorden, wiens heerschappij niet de
woestijn, maar de zee,--niet het dichte woud,--maar de open Oceaan is.
Langzaam breekt het licht in het oosten door en....
"Mannen, mannen, daar ligt Goede Vaer Tromp! Hoezee! Verwelkomt hem
met de volle laag op de Engelsche Roorokken!"
'T was te vroeg gezegd. Een eenzame kruiser van de Hollandsche vloot
is het, die zich bij hem aansluit.
Den gansenen dag door worstelt hij met weer en wind, maar toch tegen
vijf uur in den avond heeft hij Tromp bereikt en groet den Admiraal
met het losbranden van het geschut!
Tromp beantwoordt het en de Engelschen zien deze vereeniging met
leedwezen aan.
Maar de nacht valt en vriend zoowel als vijand slaapt in.
Alleen de wachters waken.
Den anderen dag, Zondag den tienden van Oogstmaand wordt in den
vroegen morgen de kerkklok te Schevelingen al geluid.
De eenvoudige visschers gaan met vrouw en kind naar het huis des
Heeren en smeeken daar van God den zegen op onze wapenen af.
Midden onder het gebed klinkt een dof gerom
|